Summary


Dutch

Detailed Synonyms for uitgillen in Dutch

uitgillen:

uitgillen verbe (gil uit, gilt uit, gilde uit, gilden uit, uitgegild)

  1. uitgillen
    uitgillen; uitkrijsen
    • uitgillen verbe (gil uit, gilt uit, gilde uit, gilden uit, uitgegild)
    • uitkrijsen verbe (krijs uit, krijst uit, krijste uit, krijsten uit, uitgekrijst)
  2. uitgillen
    uitschreeuwen; uitroepen; uitgillen; uitbrullen; uitkrijsen
    • uitschreeuwen verbe (schreeuw uit, schreeuwt uit, schreeuwde uit, schreeuwden uit, uitgeschreeuwd)
    • uitroepen verbe (roep uit, roept uit, riep uit, riepen uit, uitgeroepen)
    • uitgillen verbe (gil uit, gilt uit, gilde uit, gilden uit, uitgegild)
    • uitbrullen verbe (brul uit, brult uit, brulde uit, brulden uit, uitgebruld)
    • uitkrijsen verbe (krijs uit, krijst uit, krijste uit, krijsten uit, uitgekrijst)

Conjugations for uitgillen:

o.t.t.
  1. gil uit
  2. gilt uit
  3. gilt uit
  4. gillen uit
  5. gillen uit
  6. gillen uit
o.v.t.
  1. gilde uit
  2. gilde uit
  3. gilde uit
  4. gilden uit
  5. gilden uit
  6. gilden uit
v.t.t.
  1. heb uitgegild
  2. hebt uitgegild
  3. heeft uitgegild
  4. hebben uitgegild
  5. hebben uitgegild
  6. hebben uitgegild
v.v.t.
  1. had uitgegild
  2. had uitgegild
  3. had uitgegild
  4. hadden uitgegild
  5. hadden uitgegild
  6. hadden uitgegild
o.t.t.t.
  1. zal uitgillen
  2. zult uitgillen
  3. zal uitgillen
  4. zullen uitgillen
  5. zullen uitgillen
  6. zullen uitgillen
o.v.t.t.
  1. zou uitgillen
  2. zou uitgillen
  3. zou uitgillen
  4. zouden uitgillen
  5. zouden uitgillen
  6. zouden uitgillen
en verder
  1. ben uitgegild
  2. bent uitgegild
  3. is uitgegild
  4. zijn uitgegild
  5. zijn uitgegild
  6. zijn uitgegild
diversen
  1. gil uit!
  2. gilt uit!
  3. uitgegild
  4. uitgillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for uitgillen