Home ->Dictionaries ->Dutch/Dutch ->Translate uittrappen

Synonyms for "uittrappen" in Dutch

Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. uittrappen:

Dutch

Detailed Synonyms for uittrappen in Dutch

uittrappen:

uittrappen verbe (trap uit, trapt uit, trapte uit, trapten uit, uitgetrapt)

  1. uittrappen
    uittrappen
    • uittrappen verbe (trap uit, trapt uit, trapte uit, trapten uit, uitgetrapt)

Conjugations for uittrappen:

o.t.t.
  1. trap uit
  2. trapt uit
  3. trapt uit
  4. trappen uit
  5. trappen uit
  6. trappen uit
o.v.t.
  1. trapte uit
  2. trapte uit
  3. trapte uit
  4. trapten uit
  5. trapten uit
  6. trapten uit
v.t.t.
  1. heb uitgetrapt
  2. hebt uitgetrapt
  3. heeft uitgetrapt
  4. hebben uitgetrapt
  5. hebben uitgetrapt
  6. hebben uitgetrapt
v.v.t.
  1. had uitgetrapt
  2. had uitgetrapt
  3. had uitgetrapt
  4. hadden uitgetrapt
  5. hadden uitgetrapt
  6. hadden uitgetrapt
o.t.t.t.
  1. zal uittrappen
  2. zult uittrappen
  3. zal uittrappen
  4. zullen uittrappen
  5. zullen uittrappen
  6. zullen uittrappen
o.v.t.t.
  1. zou uittrappen
  2. zou uittrappen
  3. zou uittrappen
  4. zouden uittrappen
  5. zouden uittrappen
  6. zouden uittrappen
en verder
  1. ben uitgetrapt
  2. bent uitgetrapt
  3. is uitgetrapt
  4. zijn uitgetrapt
  5. zijn uitgetrapt
  6. zijn uitgetrapt
diversen
  1. trap uit !
  2. trapt uit !
  5. uitgetrapt
  6. uittrappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for uittrappen







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0365 seconds
Page rendered in 1.0 seconds