Dutch

Detailed Synonyms for uitzaaien in Dutch

uitzaaien:

uitzaaien verbe (zaai uit, zaait uit, zaaide uit, zaaiden uit, uitgezaaid)

  1. uitzaaien
    uitzaaien; uitstrooien
    • uitzaaien verbe (zaai uit, zaait uit, zaaide uit, zaaiden uit, uitgezaaid)
    • uitstrooien verbe (strooi uit, strooit uit, strooide uit, strooiden uit, uitgestrooid)
  2. uitzaaien
    verspreiden; rondstrooien; verdeler; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verstrooien
    • verspreiden verbe (verspreid, verspreidt, verspreidde, verspreidden, verspreid)
    • rondstrooien verbe (strooi rond, strooit rond, strooide rond, strooiden rond, rondgestrooid)
    • verdeler verbe
    • uitzaaien verbe (zaai uit, zaait uit, zaaide uit, zaaiden uit, uitgezaaid)
    • uitzenden verbe (zend uit, zendt uit, zond uit, zonden uit, uitgezonden)
    • verbreiden verbe (verbreid, verbreidt, verbreidde, verbreidden, verbreid)
    • verbreider verbe
    • verstrooien verbe

Conjugations for uitzaaien:

o.t.t.
  1. zaai uit
  2. zaait uit
  3. zaait uit
  4. zaaien uit
  5. zaaien uit
  6. zaaien uit
o.v.t.
  1. zaaide uit
  2. zaaide uit
  3. zaaide uit
  4. zaaiden uit
  5. zaaiden uit
  6. zaaiden uit
v.t.t.
  1. heb uitgezaaid
  2. hebt uitgezaaid
  3. heeft uitgezaaid
  4. hebben uitgezaaid
  5. hebben uitgezaaid
  6. hebben uitgezaaid
v.v.t.
  1. had uitgezaaid
  2. had uitgezaaid
  3. had uitgezaaid
  4. hadden uitgezaaid
  5. hadden uitgezaaid
  6. hadden uitgezaaid
o.t.t.t.
  1. zal uitzaaien
  2. zult uitzaaien
  3. zal uitzaaien
  4. zullen uitzaaien
  5. zullen uitzaaien
  6. zullen uitzaaien
o.v.t.t.
  1. zou uitzaaien
  2. zou uitzaaien
  3. zou uitzaaien
  4. zouden uitzaaien
  5. zouden uitzaaien
  6. zouden uitzaaien
en verder
  1. ben uitgezaaid
  2. bent uitgezaaid
  3. is uitgezaaid
  4. zijn uitgezaaid
  5. zijn uitgezaaid
  6. zijn uitgezaaid
diversen
  1. zaai uit!
  2. zaait uit!
  3. uitgezaaid
  4. uitzaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze