Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. verhaasten:


Dutch

Detailed Synonyms for verhaasten in Dutch

verhaasten:

verhaasten verbe (verhaast, verhaastte, verhaastten, verhaast)

  1. verhaasten
    versnellen; bespoedigen; accelereren; verhaasten
    • versnellen verbe (versnel, versnelt, versnelde, versnelden, versneld)
    • bespoedigen verbe (bespoedig, bespoedigt, bespoedigde, bespoedigden, bespoedigd)
    • accelereren verbe (accelereer, accelereert, accelereerde, accelereerden, geaccelereerd)
    • verhaasten verbe (verhaast, verhaastte, verhaastten, verhaast)

Conjugations for verhaasten:

o.t.t.
  1. verhaast
  2. verhaast
  3. verhaast
  4. verhaasten
  5. verhaasten
  6. verhaasten
o.v.t.
  1. verhaastte
  2. verhaastte
  3. verhaastte
  4. verhaastten
  5. verhaastten
  6. verhaastten
v.t.t.
  1. heb verhaast
  2. hebt verhaast
  3. heeft verhaast
  4. hebben verhaast
  5. hebben verhaast
  6. hebben verhaast
v.v.t.
  1. had verhaast
  2. had verhaast
  3. had verhaast
  4. hadden verhaast
  5. hadden verhaast
  6. hadden verhaast
o.t.t.t.
  1. zal verhaasten
  2. zult verhaasten
  3. zal verhaasten
  4. zullen verhaasten
  5. zullen verhaasten
  6. zullen verhaasten
o.v.t.t.
  1. zou verhaasten
  2. zou verhaasten
  3. zou verhaasten
  4. zouden verhaasten
  5. zouden verhaasten
  6. zouden verhaasten
diversen
  1. verhaast!
  2. verhaast!
  3. verhaast
  4. verhaastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze