Summary


Dutch

Detailed Synonyms for verwerkelijken in Dutch

verwerkelijken:

verwerkelijken verbe (verwerkelijk, verwerkelijkt, verwerkelijkte, verwerkelijkten, verwerkelijkt)

  1. verwerkelijken
    realiseren; bewerkstelligen; verwezenlijken; verwerkelijken
    • realiseren verbe (realiseer, realiseert, realiseerde, realiseerden, gerealiseerd)
    • bewerkstelligen verbe (bewerkstellig, bewerkstelligt, bewerkstelligde, bewerkstelligden, bewerkstelligd)
    • verwezenlijken verbe (verwezenlijk, verwezenlijkt, verwezenlijkte, verwezenlijkten, verwezenlijkt)
    • verwerkelijken verbe (verwerkelijk, verwerkelijkt, verwerkelijkte, verwerkelijkten, verwerkelijkt)

Conjugations for verwerkelijken:

o.t.t.
  1. verwerkelijk
  2. verwerkelijkt
  3. verwerkelijkt
  4. verwerkelijken
  5. verwerkelijken
  6. verwerkelijken
o.v.t.
  1. verwerkelijkte
  2. verwerkelijkte
  3. verwerkelijkte
  4. verwerkelijkten
  5. verwerkelijkten
  6. verwerkelijkten
v.t.t.
  1. heb verwerkelijkt
  2. hebt verwerkelijkt
  3. heeft verwerkelijkt
  4. hebben verwerkelijkt
  5. hebben verwerkelijkt
  6. hebben verwerkelijkt
v.v.t.
  1. had verwerkelijkt
  2. had verwerkelijkt
  3. had verwerkelijkt
  4. hadden verwerkelijkt
  5. hadden verwerkelijkt
  6. hadden verwerkelijkt
o.t.t.t.
  1. zal verwerkelijken
  2. zult verwerkelijken
  3. zal verwerkelijken
  4. zullen verwerkelijken
  5. zullen verwerkelijken
  6. zullen verwerkelijken
o.v.t.t.
  1. zou verwerkelijken
  2. zou verwerkelijken
  3. zou verwerkelijken
  4. zouden verwerkelijken
  5. zouden verwerkelijken
  6. zouden verwerkelijken
diversen
  1. verwerkelijk!
  2. verwerkelijkt!
  3. verwerkelijkt
  4. verwerkelijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze