Summary


Dutch

Detailed Synonyms for voldragen in Dutch

voldragen:

voldragen adj

  1. voldragen

voldragen verbe (voldraag, voldraagt, voldroeg, voldroegen, voldragen)

  1. voldragen
    uitdragen; ten einde dragen; voldragen
    • uitdragen verbe (draag uit, draagt uit, droeg uit, droegen uit, uitgedragen)
    • ten einde dragen verbe (draag ten einde, draagt ten einde, droeg ten einde, droegen ten einde, ten einde gedragen)
    • voldragen verbe (voldraag, voldraagt, voldroeg, voldroegen, voldragen)

Conjugations for voldragen:

o.t.t.
  1. voldraag
  2. voldraagt
  3. voldraagt
  4. voldragen
  5. voldragen
  6. voldragen
o.v.t.
  1. voldroeg
  2. voldroeg
  3. voldroeg
  4. voldroegen
  5. voldroegen
  6. voldroegen
v.t.t.
  1. heb voldragen
  2. hebt voldragen
  3. heeft voldragen
  4. hebben voldragen
  5. hebben voldragen
  6. hebben voldragen
v.v.t.
  1. had voldragen
  2. had voldragen
  3. had voldragen
  4. hadden voldragen
  5. hadden voldragen
  6. hadden voldragen
o.t.t.t.
  1. zal voldragen
  2. zult voldragen
  3. zal voldragen
  4. zullen voldragen
  5. zullen voldragen
  6. zullen voldragen
o.v.t.t.
  1. zou voldragen
  2. zou voldragen
  3. zou voldragen
  4. zouden voldragen
  5. zouden voldragen
  6. zouden voldragen
diversen
  1. voldraag!
  2. voldraagt!
  3. voldragen
  4. voldragend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze