Dutch

Detailed Synonyms for wegzenden in Dutch

wegzenden:

wegzenden verbe (zend weg, zendt weg, zond weg, zonden weg, weggezonden)

  1. wegzenden
    verzenden; sturen; opsturen; toezenden; posten; wegzenden; wegsturen
    • verzenden verbe (verzend, verzendt, verzond, verzonden, verzonden)
    • sturen verbe (stuur, stuurt, stuurde, stuurden, gestuurd)
    • opsturen verbe (stuur op, stuurt op, stuurde op, stuurden op, opgestuurd)
    • toezenden verbe (zend toe, zendt toe, zond toe, zonden toe, toegezonden)
    • posten verbe (post, postte, postten, gepost)
    • wegzenden verbe (zend weg, zendt weg, zond weg, zonden weg, weggezonden)
    • wegsturen verbe (stuur weg, stuurt weg, stuurde weg, stuurden weg, weggestuurd)
  2. wegzenden
    ontslaan; wegsturen; ontheffen; verzenden; wegzenden; uitsturen
    • ontslaan verbe (ontsla, ontslaat, ontsloeg, ontsloegen, ontslagen)
    • wegsturen verbe (stuur weg, stuurt weg, stuurde weg, stuurden weg, weggestuurd)
    • ontheffen verbe (onthef, ontheft, onthief, onthieven, ontheven)
    • verzenden verbe (verzend, verzendt, verzond, verzonden, verzonden)
    • wegzenden verbe (zend weg, zendt weg, zond weg, zonden weg, weggezonden)
    • uitsturen verbe (stuur uit, stuurt uit, stuurde uit, stuurden uit, uitgestuurd)

Conjugations for wegzenden:

o.t.t.
  1. zend weg
  2. zendt weg
  3. zendt weg
  4. zenden weg
  5. zenden weg
  6. zenden weg
o.v.t.
  1. zond weg
  2. zond weg
  3. zond weg
  4. zonden weg
  5. zonden weg
  6. zonden weg
v.t.t.
  1. heb weggezonden
  2. hebt weggezonden
  3. heeft weggezonden
  4. hebben weggezonden
  5. hebben weggezonden
  6. hebben weggezonden
v.v.t.
  1. had weggezonden
  2. had weggezonden
  3. had weggezonden
  4. hadden weggezonden
  5. hadden weggezonden
  6. hadden weggezonden
o.t.t.t.
  1. zal wegzenden
  2. zult wegzenden
  3. zal wegzenden
  4. zullen wegzenden
  5. zullen wegzenden
  6. zullen wegzenden
o.v.t.t.
  1. zou wegzenden
  2. zou wegzenden
  3. zou wegzenden
  4. zouden wegzenden
  5. zouden wegzenden
  6. zouden wegzenden
diversen
  1. zend weg!
  2. zendt weg!
  3. weggezonden
  4. wegzendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze