Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. wemelen:


Dutch

Detailed Synonyms for wemelen in Dutch

wemelen:

wemelen verbe (wemel, wemelt, wemelde, wemelden, gewemeld)

  1. wemelen
    wemelen; wriemelen
    • wemelen verbe (wemel, wemelt, wemelde, wemelden, gewemeld)
    • wriemelen verbe (wriemel, wriemelt, wriemelde, wriemelden, gewriemeld)
  2. wemelen
    krioelen; kruipen; wemelen
    • krioelen verbe (krioel, krioelt, krioelde, krioelden, gekrioeld)
    • kruipen verbe (kruip, kruipt, kroop, kropen, gekropen)
    • wemelen verbe (wemel, wemelt, wemelde, wemelden, gewemeld)

Conjugations for wemelen:

o.t.t.
  1. wemel
  2. wemelt
  3. wemelt
  4. wemelen
  5. wemelen
  6. wemelen
o.v.t.
  1. wemelde
  2. wemelde
  3. wemelde
  4. wemelden
  5. wemelden
  6. wemelden
v.t.t.
  1. heb gewemeld
  2. hebt gewemeld
  3. heeft gewemeld
  4. hebben gewemeld
  5. hebben gewemeld
  6. hebben gewemeld
v.v.t.
  1. had gewemeld
  2. had gewemeld
  3. had gewemeld
  4. hadden gewemeld
  5. hadden gewemeld
  6. hadden gewemeld
o.t.t.t.
  1. zal wemelen
  2. zult wemelen
  3. zal wemelen
  4. zullen wemelen
  5. zullen wemelen
  6. zullen wemelen
o.v.t.t.
  1. zou wemelen
  2. zou wemelen
  3. zou wemelen
  4. zouden wemelen
  5. zouden wemelen
  6. zouden wemelen
diversen
  1. wemel!
  2. wemelt!
  3. gewemeld
  4. wemelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze