Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. woeden:


Dutch

Detailed Synonyms for woeden in Dutch

woeden:

woeden verbe (woed, woedt, woedde, woedden, gewoed)

  1. woeden
    razen; woeden; tekeergaan
    • razen verbe (raas, raast, raasde, raasden, geraasd)
    • woeden verbe (woed, woedt, woedde, woedden, gewoed)
    • tekeergaan verbe (ga tekeer, gaat tekeer, ging tekeer, gingen tekeer, tekeergegaan)

Conjugations for woeden:

o.t.t.
  1. woed
  2. woedt
  3. woedt
  4. woeden
  5. woeden
  6. woeden
o.v.t.
  1. woedde
  2. woedde
  3. woedde
  4. woedden
  5. woedden
  6. woedden
v.t.t.
  1. heb gewoed
  2. hebt gewoed
  3. heeft gewoed
  4. hebben gewoed
  5. hebben gewoed
  6. hebben gewoed
v.v.t.
  1. had gewoed
  2. had gewoed
  3. had gewoed
  4. hadden gewoed
  5. hadden gewoed
  6. hadden gewoed
o.t.t.t.
  1. zal woeden
  2. zult woeden
  3. zal woeden
  4. zullen woeden
  5. zullen woeden
  6. zullen woeden
o.v.t.t.
  1. zou woeden
  2. zou woeden
  3. zou woeden
  4. zouden woeden
  5. zouden woeden
  6. zouden woeden
diversen
  1. woed!
  2. woedt!
  3. gewoed
  4. woedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze