Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. zoetmaken:


Dutch

Detailed Synonyms for zoetmaken in Dutch

zoetmaken:

zoetmaken verbe (maak zoet, maakt zoet, maakte zoet, maakten zoet, zoet gemaakt)

  1. zoetmaken
    zoeten; zoetmaken
    • zoeten verbe (zoet, zoette, zoetten, gezoet)
    • zoetmaken verbe (maak zoet, maakt zoet, maakte zoet, maakten zoet, zoet gemaakt)

Conjugations for zoetmaken:

o.t.t.
  1. maak zoet
  2. maakt zoet
  3. maakt zoet
  4. maken zoet
  5. maken zoet
  6. maken zoet
o.v.t.
  1. maakte zoet
  2. maakte zoet
  3. maakte zoet
  4. maakten zoet
  5. maakten zoet
  6. maakten zoet
v.t.t.
  1. heb zoet gemaakt
  2. hebt zoet gemaakt
  3. heeft zoet gemaakt
  4. hebben zoet gemaakt
  5. hebben zoet gemaakt
  6. hebben zoet gemaakt
v.v.t.
  1. had zoet gemaakt
  2. had zoet gemaakt
  3. had zoet gemaakt
  4. hadden zoet gemaakt
  5. hadden zoet gemaakt
  6. hadden zoet gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal zoetmaken
  2. zult zoetmaken
  3. zal zoetmaken
  4. zullen zoetmaken
  5. zullen zoetmaken
  6. zullen zoetmaken
o.v.t.t.
  1. zou zoetmaken
  2. zou zoetmaken
  3. zou zoetmaken
  4. zouden zoetmaken
  5. zouden zoetmaken
  6. zouden zoetmaken
diversen
  1. maak zoet!
  2. maakt zoet!
  3. zoet gemaakt
  4. zoetmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze