Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. afgeweken:
  2. afwijken:


Dutch

Detailed Translations for afgeweken from Dutch to Swedish

afgeweken:

afgeweken adj

  1. afgeweken

Translation Matrix for afgeweken:

NounRelated TranslationsOther Translations
avvikelse afwijking; afwijkingen; schelen; uitweiding; uitwijking; verschillen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
avvikelse afgeweken

afgeweken form of afwijken:

afwijken verbe (wijk af, wijkt af, week af, weken af, afgeweken)

  1. afwijken (verschillen)
    avvika; frångå
    • avvika verbe (avviker, avvek, avvikit)
    • frångå verbe (frångår, frångick, frångått)

Conjugations for afwijken:

o.t.t.
  1. wijk af
  2. wijkt af
  3. wijkt af
  4. wijken af
  5. wijken af
  6. wijken af
o.v.t.
  1. week af
  2. week af
  3. week af
  4. weken af
  5. weken af
  6. weken af
v.t.t.
  1. ben afgeweken
  2. bent afgeweken
  3. is afgeweken
  4. zijn afgeweken
  5. zijn afgeweken
  6. zijn afgeweken
v.v.t.
  1. was afgeweken
  2. was afgeweken
  3. was afgeweken
  4. waren afgeweken
  5. waren afgeweken
  6. waren afgeweken
o.t.t.t.
  1. zal afwijken
  2. zult afwijken
  3. zal afwijken
  4. zullen afwijken
  5. zullen afwijken
  6. zullen afwijken
o.v.t.t.
  1. zou afwijken
  2. zou afwijken
  3. zou afwijken
  4. zouden afwijken
  5. zouden afwijken
  6. zouden afwijken
diversen
  1. wijk af!
  2. wijkt af!
  3. afgeweken
  4. afwijkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afwijken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
avvika afwijken; verschillen afdwalen; schelen; uitweiden; verschil maken; verschillen
frångå afwijken; verschillen

Related Definitions for "afwijken":

  1. anders zijn1
    • deze kleur wijkt af van die andere kleur1
  2. je ergens niet aan houden1
    • we zijn van het plan afgeweken1