Dutch

Detailed Translations for begeleiden from Dutch to Swedish

begeleiden:

begeleiden verbe (begeleid, begeleidt, begeleidde, begeleidden, begeleid)

  1. begeleiden (vergezellen; chaperonneren; volgen; )
    ackompanjera; följa; ledsaga; eskortera
    • ackompanjera verbe (ackompanjerar, ackompanjerade, ackompanjerat)
    • följa verbe (följer, följde, följt)
    • ledsaga verbe (ledsagar, ledsagade, ledsagat)
    • eskortera verbe (eskorterar, eskorterade, eskorterat)
  2. begeleiden (wegbrengen)
    följa med
    • följa med verbe (följer med, följde med, följt med)
  3. begeleiden (leiden; voeren; meevoeren)
    leda; anföra; dirigera
    • leda verbe (ledar, ledade, ledat)
    • anföra verbe (anför, anförde, anfört)
    • dirigera verbe (dirigerar, dirigerade, dirigerat)
  4. begeleiden (rondleiden)
    leda runt
    • leda runt verbe (ledar runt, ledade runt, ledat runt)

Conjugations for begeleiden:

o.t.t.
  1. begeleid
  2. begeleidt
  3. begeleidt
  4. begeleiden
  5. begeleiden
  6. begeleiden
o.v.t.
  1. begeleidde
  2. begeleidde
  3. begeleidde
  4. begeleidden
  5. begeleidden
  6. begeleidden
v.t.t.
  1. heb begeleid
  2. hebt begeleid
  3. heeft begeleid
  4. hebben begeleid
  5. hebben begeleid
  6. hebben begeleid
v.v.t.
  1. had begeleid
  2. had begeleid
  3. had begeleid
  4. hadden begeleid
  5. hadden begeleid
  6. hadden begeleid
o.t.t.t.
  1. zal begeleiden
  2. zult begeleiden
  3. zal begeleiden
  4. zullen begeleiden
  5. zullen begeleiden
  6. zullen begeleiden
o.v.t.t.
  1. zou begeleiden
  2. zou begeleiden
  3. zou begeleiden
  4. zouden begeleiden
  5. zouden begeleiden
  6. zouden begeleiden
diversen
  1. begeleid!
  2. begeleidt!
  3. begeleid
  4. begeleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for begeleiden:

NounRelated TranslationsOther Translations
eskortera escorte; geleide; stoet; volgstoet
VerbRelated TranslationsOther Translations
ackompanjera begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen
anföra begeleiden; leiden; meevoeren; voeren aanhalen; aanvoeren; besturen; citeren; leiden; leiding geven; managen; voorzitten
dirigera begeleiden; leiden; meevoeren; voeren dirigeren; orkest dirigeren
eskortera begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen binnen brengen; binnenleiden
följa begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen bijhouden; jachten; nakomen; naleven; navolgen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opvolgen; volgen; voortjagen
följa med begeleiden; wegbrengen
leda begeleiden; leiden; meevoeren; voeren aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; vooraanlopen; voorlopen; vooroplopen; vooruitlopen; voorzitten
leda runt begeleiden; rondleiden
ledsaga begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen

Wiktionary Translations for begeleiden:


Cross Translation:
FromToVia
begeleiden ackompanjera accompany — to perform an accompanying part or parts in a composition
begeleiden göra sällskap med; slå följe med accompany — to attend as a companion
begeleiden ackompanjera accompany — to perform an accompanying part next to another instrument
begeleiden ledsaga; hjälpa hand — to lead, guide, or assist with the hand
begeleiden leda lead — intransitive: to guide or conduct
begeleiden följa; följa med; beledsaga begleiten — jemandem Geleit geben; mit jemandem mitgehen