Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. beroeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beroeren from Dutch to Swedish

beroeren:

beroeren verbe (beroer, beroert, beroerde, beroerden, beroerd)

  1. beroeren (raken; treffen)
    träffa; råka; beröra
    • träffa verbe (träffar, träffade, träffat)
    • råka verbe (råkar, råkade, råkat)
    • beröra verbe (berör, berörde, berört)
  2. beroeren (in beweging brengen; bewegen)
    sätta igång
    • sätta igång verbe (sätter igång, satte igång, satt igång)
  3. beroeren (roeren)
    röra
    • röra verbe (rör, rörde, rört)

Conjugations for beroeren:

o.t.t.
  1. beroer
  2. beroert
  3. beroert
  4. beroeren
  5. beroeren
  6. beroeren
o.v.t.
  1. beroerde
  2. beroerde
  3. beroerde
  4. beroerden
  5. beroerden
  6. beroerden
v.t.t.
  1. ben beroerd
  2. bent beroerd
  3. is beroerd
  4. zijn beroerd
  5. zijn beroerd
  6. zijn beroerd
v.v.t.
  1. was beroerd
  2. was beroerd
  3. was beroerd
  4. waren beroerd
  5. waren beroerd
  6. waren beroerd
o.t.t.t.
  1. zal beroeren
  2. zult beroeren
  3. zal beroeren
  4. zullen beroeren
  5. zullen beroeren
  6. zullen beroeren
o.v.t.t.
  1. zou beroeren
  2. zou beroeren
  3. zou beroeren
  4. zouden beroeren
  5. zouden beroeren
  6. zouden beroeren
diversen
  1. beroer!
  2. beroert!
  3. beroerd
  4. beroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beroeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
råka roek
röra afdankertjes; allegaartje; bende; berg; bocht; geflikflooi; geklieder; gemier; gerotzooi; gezeur; hoop; hutspot; kliederboel; kliederen; knoeierij; mengelmoes; mengvoer; mikmak; opeenhoping; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenraapsel; smerig spul; troep; zooi; zootje
VerbRelated TranslationsOther Translations
beröra beroeren; raken; treffen aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; belang inboezemen; betreffen; even aanraken; raken; toucheren; voelen; zorg inboezemen
råka beroeren; raken; treffen
röra beroeren; roeren aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanstoken; belang inboezemen; betreffen; bewegen; even aanraken; gaan; mixen; ontroeren; oppoken; opstoken; raken; roeren; rondroeren; slaan op; toucheren; treffen; verroeren; voelen; zich begeven; zich bewegen; zich verplaatsen; zitten aan; zorg inboezemen
sätta igång beroeren; bewegen; in beweging brengen initiëren; op gang brengen
träffa beroeren; raken; treffen grijpen; ontmoeten; tegenkomen; toeslaan; treffen

Wiktionary Translations for beroeren:


Cross Translation:
FromToVia
beroeren röra; beröra touch — make physical contact with
beroeren nudda effleurerraser, passer tout près, atteindre légèrement.
beroeren beröra; ta på; bestryka; träffa toucher — Mettre la main sur quelque chose