Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. contracteren:


Dutch

Detailed Translations for contracteren from Dutch to Swedish

contracteren:

contracteren verbe (contracteer, contracteert, contracteerde, contracteerden, gecontracteerd)

  1. contracteren (samentrekken)
    kontraktera; dra samman
    • kontraktera verbe (kontrakterar, kontrakterade, kontrakterat)
    • dra samman verbe (drar samman, drog samman, dragit samman)
  2. contracteren (vastleggen)
    skriva in
    • skriva in verbe (skriver in, skrev in, skrivit in)

Conjugations for contracteren:

o.t.t.
  1. contracteer
  2. contracteert
  3. contracteert
  4. contracteren
  5. contracteren
  6. contracteren
o.v.t.
  1. contracteerde
  2. contracteerde
  3. contracteerde
  4. contracteerden
  5. contracteerden
  6. contracteerden
v.t.t.
  1. heb gecontracteerd
  2. hebt gecontracteerd
  3. heeft gecontracteerd
  4. hebben gecontracteerd
  5. hebben gecontracteerd
  6. hebben gecontracteerd
v.v.t.
  1. had gecontracteerd
  2. had gecontracteerd
  3. had gecontracteerd
  4. hadden gecontracteerd
  5. hadden gecontracteerd
  6. hadden gecontracteerd
o.t.t.t.
  1. zal contracteren
  2. zult contracteren
  3. zal contracteren
  4. zullen contracteren
  5. zullen contracteren
  6. zullen contracteren
o.v.t.t.
  1. zou contracteren
  2. zou contracteren
  3. zou contracteren
  4. zouden contracteren
  5. zouden contracteren
  6. zouden contracteren
en verder
  1. ben gecontracteerd
  2. bent gecontracteerd
  3. is gecontracteerd
  4. zijn gecontracteerd
  5. zijn gecontracteerd
  6. zijn gecontracteerd
diversen
  1. contracteer!
  2. contracteert!
  3. gecontracteerd
  4. contracterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for contracteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dra samman contracteren; samentrekken insnoeren; samenscholen
kontraktera contracteren; samentrekken
skriva in contracteren; vastleggen inschrijven; intekenen; intikken; intoetsen; intypen