Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. declareren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for declareren from Dutch to Swedish

declareren:

declareren verbe (declareer, declareert, declareerde, declareerden, gedeclareerd)

  1. declareren (aangeven)
    avge; deklarera; upge
    • avge verbe (avger, avgav, avgivit)
    • deklarera verbe (deklarerar, deklarerade, deklarerat)
    • upge verbe (upger, upgav, upgivit)

Conjugations for declareren:

o.t.t.
  1. declareer
  2. declareert
  3. declareert
  4. declareren
  5. declareren
  6. declareren
o.v.t.
  1. declareerde
  2. declareerde
  3. declareerde
  4. declareerden
  5. declareerden
  6. declareerden
v.t.t.
  1. heb gedeclareerd
  2. hebt gedeclareerd
  3. heeft gedeclareerd
  4. hebben gedeclareerd
  5. hebben gedeclareerd
  6. hebben gedeclareerd
v.v.t.
  1. had gedeclareerd
  2. had gedeclareerd
  3. had gedeclareerd
  4. hadden gedeclareerd
  5. hadden gedeclareerd
  6. hadden gedeclareerd
o.t.t.t.
  1. zal declareren
  2. zult declareren
  3. zal declareren
  4. zullen declareren
  5. zullen declareren
  6. zullen declareren
o.v.t.t.
  1. zou declareren
  2. zou declareren
  3. zou declareren
  4. zouden declareren
  5. zouden declareren
  6. zouden declareren
diversen
  1. declareer!
  2. declareert!
  3. gedeclareerd
  4. declarerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for declareren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
avge aangeven; declareren
deklarera aangeven; declareren afkondigen; decreteren; ordonneren; verordenen; verordineren
upge aangeven; declareren

Wiktionary Translations for declareren:


Cross Translation:
FromToVia
declareren annonsera; tillkännage announce — to give public notice, or first notice of
declareren betyga; förklara déclarer — Faire connaître d’une façon manifeste.