Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. dicteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for dicteren from Dutch to Swedish

dicteren:

dicteren verbe (dicteer, dicteert, dicteerde, dicteerden, gedicteerd)

  1. dicteren (ingeven)
    diktera
    • diktera verbe (dikterar, dikterade, dikterat)
  2. dicteren (een brief dicteren)
    diktera; diktera ett brev
    • diktera verbe (dikterar, dikterade, dikterat)
    • diktera ett brev verbe (dikterar ett brev, dikterade ett brev, dikterat ett brev)
  3. dicteren (gelasten; voorschrijven; bevelen; gebieden)
    beställa; ordna
    • beställa verbe (beställer, beställde, beställt)
    • ordna verbe (ordnar, ordnade, ordnat)

Conjugations for dicteren:

o.t.t.
  1. dicteer
  2. dicteert
  3. dicteert
  4. dicteren
  5. dicteren
  6. dicteren
o.v.t.
  1. dicteerde
  2. dicteerde
  3. dicteerde
  4. dicteerden
  5. dicteerden
  6. dicteerden
v.t.t.
  1. heb gedicteerd
  2. hebt gedicteerd
  3. heeft gedicteerd
  4. hebben gedicteerd
  5. hebben gedicteerd
  6. hebben gedicteerd
v.v.t.
  1. had gedicteerd
  2. had gedicteerd
  3. had gedicteerd
  4. hadden gedicteerd
  5. hadden gedicteerd
  6. hadden gedicteerd
o.t.t.t.
  1. zal dicteren
  2. zult dicteren
  3. zal dicteren
  4. zullen dicteren
  5. zullen dicteren
  6. zullen dicteren
o.v.t.t.
  1. zou dicteren
  2. zou dicteren
  3. zou dicteren
  4. zouden dicteren
  5. zouden dicteren
  6. zouden dicteren
diversen
  1. dicteer!
  2. dicteert!
  3. gedicteerd
  4. dicterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dicteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
beställa bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; voorschrijven aanrukken
diktera dicteren; een brief dicteren; ingeven gebieden; gelasten; voorschrijven
diktera ett brev dicteren; een brief dicteren
ordna bevelen; dicteren; gebieden; gelasten; voorschrijven afspreken; archiveren; arrangeren; bedisselen; bewaren; classificeren; iets op touw zetten; iets regelen; in het gelid stellen; inrichten; installeren; op orde brengen; opbergen; opslaan; ordenen; rangeren; rangordenen; rangschikken; rechtmaken; regelen; reglementeren; scharen; schiften; schikken; sorteren; uitzoeken

Wiktionary Translations for dicteren:


Cross Translation:
FromToVia
dicteren diktera dicterprononcer mot à mot une phrase ou une suite de phraser, pour qu’une ou plusieurs autres personnes l’écrire.

Related Translations for dicteren