Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. draven:


Dutch

Detailed Translations for draven from Dutch to Swedish

draven:

draven verbe (draaf, draaft, draafde, draafden, gedraafd)

  1. draven (hard rennen; pezen; sprinten; hollen)
    springa
    • springa verbe (springer, sprang, sprungit)

Conjugations for draven:

o.t.t.
  1. draaf
  2. draaft
  3. draaft
  4. draven
  5. draven
  6. draven
o.v.t.
  1. draafde
  2. draafde
  3. draafde
  4. draafden
  5. draafden
  6. draafden
v.t.t.
  1. heb gedraafd
  2. hebt gedraafd
  3. heeft gedraafd
  4. hebben gedraafd
  5. hebben gedraafd
  6. hebben gedraafd
v.v.t.
  1. had gedraafd
  2. had gedraafd
  3. had gedraafd
  4. hadden gedraafd
  5. hadden gedraafd
  6. hadden gedraafd
o.t.t.t.
  1. zal draven
  2. zult draven
  3. zal draven
  4. zullen draven
  5. zullen draven
  6. zullen draven
o.v.t.t.
  1. zou draven
  2. zou draven
  3. zou draven
  4. zouden draven
  5. zouden draven
  6. zouden draven
en verder
  1. ben gedraafd
  2. bent gedraafd
  3. is gedraafd
  4. zijn gedraafd
  5. zijn gedraafd
  6. zijn gedraafd
diversen
  1. draaf!
  2. draaft!
  3. gedraafd
  4. dravend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

draven [znw.] nom

  1. draven (gedraaf)

Translation Matrix for draven:

NounRelated TranslationsOther Translations
springa gleuf; kier; kiertje; kloof; opening; sleuf; spleet; tussenruimte; uitsparing
travande draven; gedraaf
VerbRelated TranslationsOther Translations
springa draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten hardlopen; rennen; sjezen; snel gaan

Related Translations for draven