Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. gespot:
  2. spotten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gespot from Dutch to Swedish

gespot:


gespot form of spotten:

spotten verbe (spot, spotte, spotten, gespot)

  1. spotten (de draak steken; bespotten)
    driva med; göra narr av
    • driva med verbe (driver med, drev med, drivit med)
    • göra narr av verbe (gör narr av, gjorde narr av, gjort narr av)

Conjugations for spotten:

o.t.t.
  1. spot
  2. spot
  3. spot
  4. spotten
  5. spotten
  6. spotten
o.v.t.
  1. spotte
  2. spotte
  3. spotte
  4. spotten
  5. spotten
  6. spotten
v.t.t.
  1. heb gespot
  2. hebt gespot
  3. heeft gespot
  4. hebben gespot
  5. hebben gespot
  6. hebben gespot
v.v.t.
  1. had gespot
  2. had gespot
  3. had gespot
  4. hadden gespot
  5. hadden gespot
  6. hadden gespot
o.t.t.t.
  1. zal spotten
  2. zult spotten
  3. zal spotten
  4. zullen spotten
  5. zullen spotten
  6. zullen spotten
o.v.t.t.
  1. zou spotten
  2. zou spotten
  3. zou spotten
  4. zouden spotten
  5. zouden spotten
  6. zouden spotten
en verder
  1. ben gespot
  2. bent gespot
  3. is gespot
  4. zijn gespot
  5. zijn gespot
  6. zijn gespot
diversen
  1. spot!
  2. spott!
  3. gespot
  4. spottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for spotten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
driva med bespotten; de draak steken; spotten beschimpen; bespotten; foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden
göra narr av bespotten; de draak steken; spotten beschimpen; bespotten

Related Words for "spotten":


Wiktionary Translations for spotten:


Cross Translation:
FromToVia
spotten häckla; smäda; pika jeer — to scoff or mock
spotten håna bafouertraiter quelqu’un ou quelque chose avec une moquerie outrageante ou dédaigneux.