Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. griepen:


Dutch

Detailed Translations for griepen from Dutch to Swedish

griepen:

griepen verbe

  1. griepen (etteren; zeiken; klieren)
    tjata; gnata; vara jobbig
    • tjata verbe (tjatar, tjatade, tjatat)
    • gnata verbe (gnatar, gnatade, gnatat)
    • vara jobbig verbe (är jobbig, var jobbig, varit jobbig)

Translation Matrix for griepen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gnata etteren; griepen; klieren; zeiken bedillen; betuttelen; klagen; vitten; zeuren
tjata etteren; griepen; klieren; zeiken aandringen; betuttelen; doordrammen; doordrukken; drammen; jennen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zeuren; zieken
vara jobbig etteren; griepen; klieren; zeiken