Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. insinueren:


Dutch

Detailed Translations for insinueren from Dutch to Swedish

insinueren:

insinueren verbe (insinueer, insinueert, insinueerde, insinueerden, geïnsinueerd)

  1. insinueren (aantijgen)
    tillskriva
    • tillskriva verbe (tillskriver, tillskrev, tillskrivet)

Conjugations for insinueren:

o.t.t.
  1. insinueer
  2. insinueert
  3. insinueert
  4. insinueren
  5. insinueren
  6. insinueren
o.v.t.
  1. insinueerde
  2. insinueerde
  3. insinueerde
  4. insinueerden
  5. insinueerden
  6. insinueerden
v.t.t.
  1. heb geïnsinueerd
  2. hebt geïnsinueerd
  3. heeft geïnsinueerd
  4. hebben geïnsinueerd
  5. hebben geïnsinueerd
  6. hebben geïnsinueerd
v.v.t.
  1. had geïnsinueerd
  2. had geïnsinueerd
  3. had geïnsinueerd
  4. hadden geïnsinueerd
  5. hadden geïnsinueerd
  6. hadden geïnsinueerd
o.t.t.t.
  1. zal insinueren
  2. zult insinueren
  3. zal insinueren
  4. zullen insinueren
  5. zullen insinueren
  6. zullen insinueren
o.v.t.t.
  1. zou insinueren
  2. zou insinueren
  3. zou insinueren
  4. zouden insinueren
  5. zouden insinueren
  6. zouden insinueren
en verder
  1. is geïnsinueerd
diversen
  1. insinueer!
  2. insinueert!
  3. geïnsinueerd
  4. insinuerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for insinueren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
tillskriva aantijgen; insinueren