Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. jas:
  2. jassen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for jas from Dutch to Swedish

jas:

jas [de ~ (m)] nom

  1. de jas (jekker; jasje)
  2. de jas (overjas; mantel)
    – kledingstuk dat je over je andere kleren draagt als je naar buiten gaat 1
    rock; överrock

Translation Matrix for jas:

NounRelated TranslationsOther Translations
rock jas; mantel; overjas mantel; overjas
sjömansjacka jas; jasje; jekker
överrock jas; mantel; overjas mantel; overjas

Related Words for "jas":


Related Definitions for "jas":

  1. kledingstuk dat je over je andere kleren draagt als je naar buiten gaat1
    • koop maar een warme jas voor de winter1

Wiktionary Translations for jas:


Cross Translation:
FromToVia
jas rock coat — outer garment covering the upper torso and arms
jas jacka jacket — piece of clothing worn on the upper body outside a shirt or blouse
jas kavaj jacket — piece of a person's suit
jas rock Rock — langes Jackett
jas kappa manteau — Vêtement

jas form of jassen:

jassen verbe (jas, jast, jaste, jasten, gejast)

  1. jassen (schillen; pellen)
    skala
    • skala verbe (skalar, skalade, skalat)
  2. jassen (aardappels schillen)
    skala potatis
    • skala potatis verbe (skalar potatis, skalade potatis, skalat potatis)

Conjugations for jassen:

o.t.t.
  1. jas
  2. jast
  3. jast
  4. jassen
  5. jassen
  6. jassen
o.v.t.
  1. jaste
  2. jaste
  3. jaste
  4. jasten
  5. jasten
  6. jasten
v.t.t.
  1. heb gejast
  2. hebt gejast
  3. heeft gejast
  4. hebben gejast
  5. hebben gejast
  6. hebben gejast
v.v.t.
  1. had gejast
  2. had gejast
  3. had gejast
  4. hadden gejast
  5. hadden gejast
  6. hadden gejast
o.t.t.t.
  1. zal jassen
  2. zult jassen
  3. zal jassen
  4. zullen jassen
  5. zullen jassen
  6. zullen jassen
o.v.t.t.
  1. zou jassen
  2. zou jassen
  3. zou jassen
  4. zouden jassen
  5. zouden jassen
  6. zouden jassen
en verder
  1. is gejast
diversen
  1. jas!
  2. jast!
  3. gejast
  4. jassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

jassen [de ~] nom, pluriel

  1. de jassen
    kavaj; jacka

Translation Matrix for jassen:

NounRelated TranslationsOther Translations
jacka jassen colbert; halflange herenjas; hes; jack; jak; jasje; kiel; loshangend kort overkleed; mantel; overjas
kavaj jassen
skala gamma; scala; spectrum
VerbRelated TranslationsOther Translations
skala jassen; pellen; schillen schaal aanpassen
skala potatis aardappels schillen; jassen

Related Words for "jassen":


Wiktionary Translations for jassen:


Cross Translation:
FromToVia
jassen skinna; upptäcka dépouiller — Traductions à trier suivant le sens