Summary
Dutch
Detailed Translations for kanker from Dutch to Swedish
kanker:
-
de kanker
-
de kanker
Translation Matrix for kanker:
Noun | Related Translations | Other Translations |
cancer | kanker | |
kräfta | kanker | rivierkreeft; zoetwaterkreeft |
Related Words for "kanker":
kankeren:
Conjugations for kankeren:
o.t.t.
- kanker
- kankert
- kankert
- kankeren
- kankeren
- kankeren
o.v.t.
- kankerde
- kankerde
- kankerde
- kankerden
- kankerden
- kankerden
v.t.t.
- heb gekankerd
- hebt gekankerd
- heeft gekankerd
- hebben gekankerd
- hebben gekankerd
- hebben gekankerd
v.v.t.
- had gekankerd
- had gekankerd
- had gekankerd
- hadden gekankerd
- hadden gekankerd
- hadden gekankerd
o.t.t.t.
- zal kankeren
- zult kankeren
- zal kankeren
- zullen kankeren
- zullen kankeren
- zullen kankeren
o.v.t.t.
- zou kankeren
- zou kankeren
- zou kankeren
- zouden kankeren
- zouden kankeren
- zouden kankeren
diversen
- kanker!
- kankert!
- gekankerd
- kankerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kankeren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
knorra | geknor | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
gnälla | brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen | brullen; emmeren; gillen; janken; kermen; temen; zemelen; zich beklagen |
klaga | kankeren; zeuren | bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; eisen; foeteren; huilen; jammeren; jeremiëren; kermen; klagen; knorren; knorrend geluid maken; protesteren; reclameren; rouwklagen; sakkeren; schreien; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; uitgieren; weeklagen; zeuren |
knorra | brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen | foeteren; knorren; knorrend geluid maken; sakkeren |
knota | kankeren; zeuren | knorren; knorrend geluid maken; sakkeren; zich beklagen |
kvirra | brommen; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen |