Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. kenteren:


Dutch

Detailed Translations for kenteren from Dutch to Swedish

kenteren:

kenteren verbe (kenter, kentert, kenterde, kenterden, gekenterd)

  1. kenteren
    vända
    • vända verbe (vänder, vändde, vänt)

Conjugations for kenteren:

o.t.t.
  1. kenter
  2. kentert
  3. kentert
  4. kenteren
  5. kenteren
  6. kenteren
o.v.t.
  1. kenterde
  2. kenterde
  3. kenterde
  4. kenterden
  5. kenterden
  6. kenterden
v.t.t.
  1. ben gekenterd
  2. bent gekenterd
  3. is gekenterd
  4. zijn gekenterd
  5. zijn gekenterd
  6. zijn gekenterd
v.v.t.
  1. was gekenterd
  2. was gekenterd
  3. was gekenterd
  4. waren gekenterd
  5. waren gekenterd
  6. waren gekenterd
o.t.t.t.
  1. zal kenteren
  2. zult kenteren
  3. zal kenteren
  4. zullen kenteren
  5. zullen kenteren
  6. zullen kenteren
o.v.t.t.
  1. zou kenteren
  2. zou kenteren
  3. zou kenteren
  4. zouden kenteren
  5. zouden kenteren
  6. zouden kenteren
en verder
  1. heb gekenterd
  2. hebt gekenterd
  3. heeft gekenterd
  4. hebben gekenterd
  5. hebben gekenterd
  6. hebben gekenterd
diversen
  1. kenter!
  2. kentert!
  3. gekenterd
  4. kenterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kenteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
vända kenteren draaien; iets omdraaien; keren; omkeren; omwenden; rondwentelen; spiegelen; wenden