Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. knor:
  2. knorren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for knor from Dutch to Swedish

knor:

knor [de ~ (m)] nom

  1. de knor
    grymtning

Translation Matrix for knor:

NounRelated TranslationsOther Translations
grymtning knor grauw; grom; snauw

Related Words for "knor":


knor form of knorren:

knorren verbe (knor, knort, knorde, knorden, geknord)

  1. knorren (knorrend geluid maken)
    klaga; kurra; knorra; knota; brumma
    • klaga verbe (klagar, klagade, klagat)
    • kurra verbe (kurrar, kurrade, kurrat)
    • knorra verbe (knorrar, knorrade, knorrat)
    • knota verbe (knotar, knotade, knotat)
    • brumma verbe (brummar, brummade, brummat)
  2. knorren (ronken; snorren; zagen)
    snarka
    • snarka verbe (snarkar, snarkade, snarkat)

Conjugations for knorren:

o.t.t.
  1. knor
  2. knort
  3. knort
  4. knorren
  5. knorren
  6. knorren
o.v.t.
  1. knorde
  2. knorde
  3. knorde
  4. knorden
  5. knorden
  6. knorden
v.t.t.
  1. heb geknord
  2. hebt geknord
  3. heeft geknord
  4. hebben geknord
  5. hebben geknord
  6. hebben geknord
v.v.t.
  1. had geknord
  2. had geknord
  3. had geknord
  4. hadden geknord
  5. hadden geknord
  6. hadden geknord
o.t.t.t.
  1. zal knorren
  2. zult knorren
  3. zal knorren
  4. zullen knorren
  5. zullen knorren
  6. zullen knorren
o.v.t.t.
  1. zou knorren
  2. zou knorren
  3. zou knorren
  4. zouden knorren
  5. zouden knorren
  6. zouden knorren
diversen
  1. knor!
  2. knort!
  3. geknord
  4. knorrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for knorren:

NounRelated TranslationsOther Translations
knorra geknor
snarka snurken
VerbRelated TranslationsOther Translations
brumma knorren; knorrend geluid maken dreinen; drenzen; dwingend huilen; grauwen; jengelen; snauwen; zoeven
klaga knorren; knorrend geluid maken bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; eisen; foeteren; huilen; jammeren; jeremiëren; kankeren; kermen; klagen; protesteren; reclameren; rouwklagen; sakkeren; schreien; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; uitgieren; weeklagen; zeuren
knorra knorren; knorrend geluid maken brommen; foeteren; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; sakkeren
knota knorren; knorrend geluid maken kankeren; sakkeren; zeuren; zich beklagen
kurra knorren; knorrend geluid maken
snarka knorren; ronken; snorren; zagen snurken

Related Words for "knorren":


Wiktionary Translations for knorren:


Cross Translation:
FromToVia
knorren grymta oink — to oink
knorren surra vrombirproduire une sorte de bourdonnement, de ronflement dû à un mouvement très rapide de rotation, d’agitation.