Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. meebrengen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for meebrengen from Dutch to Swedish

meebrengen:

meebrengen verbe (breng mee, brengt mee, bracht mee, brachten mee, meegebracht)

  1. meebrengen (brengen; langs brengen)
    ta med; bringa
    • ta med verbe (tar med, tog med, tagit med)
    • bringa verbe (bringar, bringade, bringat)

Conjugations for meebrengen:

o.t.t.
  1. breng mee
  2. brengt mee
  3. brengt mee
  4. brengen mee
  5. brengen mee
  6. brengen mee
o.v.t.
  1. bracht mee
  2. bracht mee
  3. bracht mee
  4. brachten mee
  5. brachten mee
  6. brachten mee
v.t.t.
  1. heb meegebracht
  2. hebt meegebracht
  3. heeft meegebracht
  4. hebben meegebracht
  5. hebben meegebracht
  6. hebben meegebracht
v.v.t.
  1. had meegebracht
  2. had meegebracht
  3. had meegebracht
  4. hadden meegebracht
  5. hadden meegebracht
  6. hadden meegebracht
o.t.t.t.
  1. zal meebrengen
  2. zult meebrengen
  3. zal meebrengen
  4. zullen meebrengen
  5. zullen meebrengen
  6. zullen meebrengen
o.v.t.t.
  1. zou meebrengen
  2. zou meebrengen
  3. zou meebrengen
  4. zouden meebrengen
  5. zouden meebrengen
  6. zouden meebrengen
en verder
  1. is meegebracht
  2. zijn meegebracht
diversen
  1. breng mee!
  2. brengt mee!
  3. meegebracht
  4. meebrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

meebrengen [znw.] nom

  1. meebrengen (langs brengen)

Translation Matrix for meebrengen:

NounRelated TranslationsOther Translations
ta med langs brengen; meebrengen
VerbRelated TranslationsOther Translations
bringa brengen; langs brengen; meebrengen
ta med brengen; langs brengen; meebrengen

Related Definitions for "meebrengen":

  1. met jezelf daarheen vervoeren1
    • ik neem vanavond een vriendin mee1

Wiktionary Translations for meebrengen:


Cross Translation:
FromToVia
meebrengen medbringa apporterporter quelque chose à quelqu’un. usage L’objet du verbe apporter est toujours un inanimé.
meebrengen församla; samla; dra ihop rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.