Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. nawerken:


Dutch

Detailed Translations for nawerken from Dutch to Swedish

nawerken:

nawerken verbe (werk na, werkt na, werkte na, werkten na, nagewerkt)

  1. nawerken (nawerken van geneesmiddelen)
    få efterfölder; ha efterföljder
    • få efterfölder verbe (får efterfölder, fick efterfölder, fått efterfölder)
    • ha efterföljder verbe (har efterföljder, hade efterföljder, haft efterföljder)

Conjugations for nawerken:

o.t.t.
  1. werk na
  2. werkt na
  3. werkt na
  4. werken na
  5. werken na
  6. werken na
o.v.t.
  1. werkte na
  2. werkte na
  3. werkte na
  4. werkten na
  5. werkten na
  6. werkten na
v.t.t.
  1. heb nagewerkt
  2. hebt nagewerkt
  3. heeft nagewerkt
  4. hebben nagewerkt
  5. hebben nagewerkt
  6. hebben nagewerkt
v.v.t.
  1. had nagewerkt
  2. had nagewerkt
  3. had nagewerkt
  4. hadden nagewerkt
  5. hadden nagewerkt
  6. hadden nagewerkt
o.t.t.t.
  1. zal nawerken
  2. zult nawerken
  3. zal nawerken
  4. zullen nawerken
  5. zullen nawerken
  6. zullen nawerken
o.v.t.t.
  1. zou nawerken
  2. zou nawerken
  3. zou nawerken
  4. zouden nawerken
  5. zouden nawerken
  6. zouden nawerken
en verder
  1. is nagewerkt
diversen
  1. werk na!
  2. werkt na!
  3. nagewerkt
  4. nawerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for nawerken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
få efterfölder nawerken; nawerken van geneesmiddelen
ha efterföljder nawerken; nawerken van geneesmiddelen

Related Translations for nawerken