Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. neerleggen bij:


Dutch

Detailed Translations for neerleggen bij from Dutch to Swedish

neerleggen bij:

neerleggen bij verbe (leg neer bij, legt neer bij, legde neer bij, legden neer bij, neergelegd bij)

  1. neerleggen bij
    finna sig i; foga sig
    • finna sig i verbe (finner sig i, fann sig i, funnit sig i)
    • foga sig verbe (fogar sig, fogade sig, fogat sig)

Conjugations for neerleggen bij:

o.t.t.
  1. leg neer bij
  2. legt neer bij
  3. legt neer bij
  4. leggen neer bij
  5. leggen neer bij
  6. leggen neer bij
o.v.t.
  1. legde neer bij
  2. legde neer bij
  3. legde neer bij
  4. legden neer bij
  5. legden neer bij
  6. legden neer bij
v.t.t.
  1. heb neergelegd bij
  2. hebt neergelegd bij
  3. heeft neergelegd bij
  4. hebben neergelegd bij
  5. hebben neergelegd bij
  6. hebben neergelegd bij
v.v.t.
  1. had neergelegd bij
  2. had neergelegd bij
  3. had neergelegd bij
  4. hadden neergelegd bij
  5. hadden neergelegd bij
  6. hadden neergelegd bij
o.t.t.t.
  1. zal neerleggen bij
  2. zult neerleggen bij
  3. zal neerleggen bij
  4. zullen neerleggen bij
  5. zullen neerleggen bij
  6. zullen neerleggen bij
o.v.t.t.
  1. zou neerleggen bij
  2. zou neerleggen bij
  3. zou neerleggen bij
  4. zouden neerleggen bij
  5. zouden neerleggen bij
  6. zouden neerleggen bij
en verder
  1. ben neergelegd bij
  2. bent neergelegd bij
  3. is neergelegd bij
  4. zijn neergelegd bij
  5. zijn neergelegd bij
  6. zijn neergelegd bij
diversen
  1. leg neer bij!
  2. legt neer bij!
  3. neergelegd bij
  4. neerleggend bij
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for neerleggen bij:

VerbRelated TranslationsOther Translations
finna sig i neerleggen bij
foga sig neerleggen bij inwilligen; toestaan; vergunnen

Related Translations for neerleggen bij