Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. omrollen:


Dutch

Detailed Translations for omrollen from Dutch to Swedish

omrollen:

omrollen verbe (rol om, rolt om, rolde om, rolden om, omgerold)

  1. omrollen (omwentelen)
    vända sig; rulla runt
    • vända sig verbe (vänder sig, vändde sig, vänt sig)
    • rulla runt verbe (rullar runt, rullade runt, rullat runt)
  2. omrollen (omvervallen; omvallen)
    falla omkull; falla
    • falla omkull verbe (faller omkull, föll omkull, fallit omkull)
    • falla verbe (faller, föll, fallit)

Conjugations for omrollen:

o.t.t.
  1. rol om
  2. rolt om
  3. rolt om
  4. rollen om
  5. rollen om
  6. rollen om
o.v.t.
  1. rolde om
  2. rolde om
  3. rolde om
  4. rolden om
  5. rolden om
  6. rolden om
v.t.t.
  1. ben omgerold
  2. bent omgerold
  3. is omgerold
  4. zijn omgerold
  5. zijn omgerold
  6. zijn omgerold
v.v.t.
  1. was omgerold
  2. was omgerold
  3. was omgerold
  4. waren omgerold
  5. waren omgerold
  6. waren omgerold
o.t.t.t.
  1. zal omrollen
  2. zult omrollen
  3. zal omrollen
  4. zullen omrollen
  5. zullen omrollen
  6. zullen omrollen
o.v.t.t.
  1. zou omrollen
  2. zou omrollen
  3. zou omrollen
  4. zouden omrollen
  5. zouden omrollen
  6. zouden omrollen
en verder
  1. heb omgerold
  2. hebt omgerold
  3. heeft omgerold
  4. hebben omgerold
  5. hebben omgerold
  6. hebben omgerold
diversen
  1. rol om!
  2. rolt om!
  3. omgerold
  4. omrollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omrollen:

NounRelated TranslationsOther Translations
falla landing; terechtkomen; val
VerbRelated TranslationsOther Translations
falla omrollen; omvallen; omvervallen buitelen; duikelen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
falla omkull omrollen; omvallen; omvervallen
rulla runt omrollen; omwentelen
vända sig omrollen; omwentelen draaien; kantelen; omklappen; rollen; ronddraaien; roteren; wenden; wentelen; zich omdraaien; zwenken