Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. ontstoppen:


Dutch

Detailed Translations for ontstoppen from Dutch to Swedish

ontstoppen:

ontstoppen verbe (ontstop, ontstopt, ontstopte, ontstopten, ontstopt)

  1. ontstoppen
    koppla ur; dra ur kontakten
    • koppla ur verbe (kopplar ur, kopplade ur, kopplat ur)
    • dra ur kontakten verbe (drar ur kontakten, drog ur kontakten, dragit ur kontakten)

Conjugations for ontstoppen:

o.t.t.
  1. ontstop
  2. ontstopt
  3. ontstopt
  4. ontstoppen
  5. ontstoppen
  6. ontstoppen
o.v.t.
  1. ontstopte
  2. ontstopte
  3. ontstopte
  4. ontstopten
  5. ontstopten
  6. ontstopten
v.t.t.
  1. heb ontstopt
  2. hebt ontstopt
  3. heeft ontstopt
  4. hebben ontstopt
  5. hebben ontstopt
  6. hebben ontstopt
v.v.t.
  1. had ontstopt
  2. had ontstopt
  3. had ontstopt
  4. hadden ontstopt
  5. hadden ontstopt
  6. hadden ontstopt
o.t.t.t.
  1. zal ontstoppen
  2. zult ontstoppen
  3. zal ontstoppen
  4. zullen ontstoppen
  5. zullen ontstoppen
  6. zullen ontstoppen
o.v.t.t.
  1. zou ontstoppen
  2. zou ontstoppen
  3. zou ontstoppen
  4. zouden ontstoppen
  5. zouden ontstoppen
  6. zouden ontstoppen
en verder
  1. ben ontstopt
  2. bent ontstopt
  3. is ontstopt
  4. zijn ontstopt
  5. zijn ontstopt
  6. zijn ontstopt
diversen
  1. ontstop!
  2. ontstopt!
  3. ontstopt
  4. ontstoppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontstoppen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dra ur kontakten ontstoppen
koppla ur ontstoppen debrayeren; ontkoppelen

External Machine Translations: