Home ->Dictionaries ->Dutch/Swedish ->Translate suffig

Translate suffig from Dutch to Swedish

Summary

Dutch to Swedish: more detail...

suffig:
- sömnigt; slö; slött; dåsig; dåsigt

Dutch

Detailed Translations for suffig from Dutch to Swedish

suffig:

suffig adj

suffig (slaperig; versuft; lodderig; dommelig)
sömnigt; slö; slött; dåsig; dåsigt
- sömnigt adj
- slö adj
- slött adj
- dåsig adj
- dåsigt adj

Translation Matrix for suffig:

Modifier	Related Translations	Other Translations
dåsig	dommelig; lodderig; slaperig; suffig; versuft	doezelig; soezerig; suf
dåsigt	dommelig; lodderig; slaperig; suffig; versuft	daas; doezelig; dof; geesteloos; mat; soezerig; soezig; suf; versuft
slö	dommelig; lodderig; slaperig; suffig; versuft	bezadigd; energieloos; futloos; gezapig; lamlendig; landerig; langzaam; lijzig; log; loom; lusteloos; slap; sloom; traag; zouteloos
slött	dommelig; lodderig; slaperig; suffig; versuft	bezadigd; druilerig; energieloos; futloos; gezapig; kortzichtig; lamlendig; landerig; langzaam; lui; lusteloos; miezerig; niets doend; ongenuanceerd; slap; sloom; stomp; traag; vadsig; werkschuw; zouteloos
sömnigt	dommelig; lodderig; slaperig; suffig; versuft	slaapdronken; soezig

Related Words for "suffig":

suffigheid, suffige

External Machine Translations:

Related Translations for suffig

suffig mens