Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. tafelen:


Dutch

Detailed Translations for tafelen from Dutch to Swedish

tafelen:

tafelen verbe (tafel, tafelt, tafelde, tafelden, getafeld)

  1. tafelen (dineren; uitgebreid eten)
    äta ute; supera; dinera
    • äta ute verbe (äter ute, åt ute, ätit ute)
    • supera verbe (superar, superade, superat)
    • dinera verbe (dinerar, dinerade, dinerat)

Conjugations for tafelen:

o.t.t.
  1. tafel
  2. tafelt
  3. tafelt
  4. tafelen
  5. tafelen
  6. tafelen
o.v.t.
  1. tafelde
  2. tafelde
  3. tafelde
  4. tafelden
  5. tafelden
  6. tafelden
v.t.t.
  1. heb getafeld
  2. hebt getafeld
  3. heeft getafeld
  4. hebben getafeld
  5. hebben getafeld
  6. hebben getafeld
v.v.t.
  1. had getafeld
  2. had getafeld
  3. had getafeld
  4. hadden getafeld
  5. hadden getafeld
  6. hadden getafeld
o.t.t.t.
  1. zal tafelen
  2. zult tafelen
  3. zal tafelen
  4. zullen tafelen
  5. zullen tafelen
  6. zullen tafelen
o.v.t.t.
  1. zou tafelen
  2. zou tafelen
  3. zou tafelen
  4. zouden tafelen
  5. zouden tafelen
  6. zouden tafelen
en verder
  1. ben getafeld
  2. bent getafeld
  3. is getafeld
  4. zijn getafeld
  5. zijn getafeld
  6. zijn getafeld
diversen
  1. tafel!
  2. tafelt!
  3. getafeld
  4. tafelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tafelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dinera dineren; tafelen; uitgebreid eten
supera dineren; tafelen; uitgebreid eten
äta ute dineren; tafelen; uitgebreid eten