Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. tochten:
  2. tocht:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for tochten from Dutch to Swedish

tochten:

tochten verbe (tocht, tochtt, tochtte, tochtten, getocht)

  1. tochten
    vara dragig
    • vara dragig verbe (är dragig, var dragig, varit dragig)

Conjugations for tochten:

o.t.t.
  1. tocht
  2. tochtt
  3. tochtt
  4. tochten
  5. tochten
  6. tochten
o.v.t.
  1. tochtte
  2. tochtte
  3. tochtte
  4. tochtten
  5. tochtten
  6. tochtten
v.t.t.
  1. heb getocht
  2. hebt getocht
  3. heeft getocht
  4. hebben getocht
  5. hebben getocht
  6. hebben getocht
v.v.t.
  1. had getocht
  2. had getocht
  3. had getocht
  4. hadden getocht
  5. hadden getocht
  6. hadden getocht
o.t.t.t.
  1. zal tochten
  2. zult tochten
  3. zal tochten
  4. zullen tochten
  5. zullen tochten
  6. zullen tochten
o.v.t.t.
  1. zou tochten
  2. zou tochten
  3. zou tochten
  4. zouden tochten
  5. zouden tochten
  6. zouden tochten
en verder
  1. ben getocht
  2. bent getocht
  3. is getocht
  4. zijn getocht
  5. zijn getocht
  6. zijn getocht
diversen
  1. tocht!
  2. tochtt!
  3. getocht
  4. tochtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tochten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
vara dragig tochten

Related Words for "tochten":


tochten form of tocht:

tocht [de ~ (m)] nom

  1. de tocht (luchtzuiging; trek)
  2. de tocht (reis; expeditie; trektocht; )
    resa
  3. de tocht (uitstapje; reis; excursie; )
    resa; utflykt; tur; tripp; exkursion

Translation Matrix for tocht:

NounRelated TranslationsOther Translations
exkursion dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje
luftutsugning luchtzuiging; tocht; trek
resa dagreis; excursie; expeditie; gang; mars; reis; rit; tocht; toer; tournee; trektocht; uitstapje reis
tripp dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje dagtocht; excursie; uitstapje
tur dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje buitenkansje; gelukkig toeval; gelukstreffer; mazzel; meevaller; opsteker; rijtoer; ronde; toevalstreffer; tournee; treffer; voordeel
utflykt dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje dagje uit; dagtocht; excursie; excursies; pleziertocht; rit; rondreis; rondrit; snoepreisje; tochtje; toer; toertje; tour; trip; uitje; uitstapje
VerbRelated TranslationsOther Translations
resa omhoogbrengen; ophogen; rechtop zetten; verhogen

Related Words for "tocht":


Related Definitions for "tocht":

  1. brede sloot1
    • deze tocht komt uit in het meer1
  2. koude luchtstroom als twee ramen of deuren openstaan1
    • doe deur dicht, ik zit op de tocht1
  3. wandeling of rit1
    • we maakten een tocht door de bossen1

Wiktionary Translations for tocht:


Cross Translation:
FromToVia
tocht drag draft — current of air
tocht drag draught — a current of air
tocht resa; tripp; tur trip — a journey