Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. toebehoren aan:


Dutch

Detailed Translations for toebehoren aan from Dutch to Swedish

toebehoren aan:

toebehoren aan verbe (behoor toe aan, behoort toe aan, behoorde toe aan, behoorden toe aan, toebehoord aan)

  1. toebehoren aan (zijn van; behoren bij; behoren tot)
    tillhöra
    • tillhöra verbe (tillhör, tillhörde, tillhört)

Conjugations for toebehoren aan:

o.t.t.
  1. behoor toe aan
  2. behoort toe aan
  3. behoort toe aan
  4. behoren toe aan
  5. behoren toe aan
  6. behoren toe aan
o.v.t.
  1. behoorde toe aan
  2. behoorde toe aan
  3. behoorde toe aan
  4. behoorden toe aan
  5. behoorden toe aan
  6. behoorden toe aan
v.t.t.
  1. heb toebehoord aan
  2. hebt toebehoord aan
  3. heeft toebehoord aan
  4. hebben toebehoord aan
  5. hebben toebehoord aan
  6. hebben toebehoord aan
v.v.t.
  1. had toebehoord aan
  2. had toebehoord aan
  3. had toebehoord aan
  4. hadden toebehoord aan
  5. hadden toebehoord aan
  6. hadden toebehoord aan
o.t.t.t.
  1. zal toebehoren aan
  2. zult toebehoren aan
  3. zal toebehoren aan
  4. zullen toebehoren aan
  5. zullen toebehoren aan
  6. zullen toebehoren aan
o.v.t.t.
  1. zou toebehoren aan
  2. zou toebehoren aan
  3. zou toebehoren aan
  4. zouden toebehoren aan
  5. zouden toebehoren aan
  6. zouden toebehoren aan
en verder
  1. ben toebehoord aan
  2. bent toebehoord aan
  3. is toebehoord aan
  4. zijn toebehoord aan
  5. zijn toebehoord aan
  6. zijn toebehoord aan
diversen
  1. behoor toe aan!
  2. behoort toe aan!
  3. toebehoord aan
  4. toebehorend aan
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toebehoren aan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
tillhöra behoren bij; behoren tot; toebehoren aan; zijn van behoren; toebehoren

Related Translations for toebehoren aan