Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. troebel maken:


Dutch

Detailed Translations for troebel maken from Dutch to Swedish

troebel maken:

troebel maken verbe (maak troebel, maakt troebel, maakte troebel, maakten troebel, troebel gemaakt)

  1. troebel maken (vertroebelen)
    fördunkla
    • fördunkla verbe (fördunklar, fördunklade, fördunklat)

Conjugations for troebel maken:

o.t.t.
  1. maak troebel
  2. maakt troebel
  3. maakt troebel
  4. maken troebel
  5. maken troebel
  6. maken troebel
o.v.t.
  1. maakte troebel
  2. maakte troebel
  3. maakte troebel
  4. maakten troebel
  5. maakten troebel
  6. maakten troebel
v.t.t.
  1. heb troebel gemaakt
  2. hebt troebel gemaakt
  3. heeft troebel gemaakt
  4. hebben troebel gemaakt
  5. hebben troebel gemaakt
  6. hebben troebel gemaakt
v.v.t.
  1. had troebel gemaakt
  2. had troebel gemaakt
  3. had troebel gemaakt
  4. hadden troebel gemaakt
  5. hadden troebel gemaakt
  6. hadden troebel gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal troebel maken
  2. zult troebel maken
  3. zal troebel maken
  4. zullen troebel maken
  5. zullen troebel maken
  6. zullen troebel maken
o.v.t.t.
  1. zou troebel maken
  2. zou troebel maken
  3. zou troebel maken
  4. zouden troebel maken
  5. zouden troebel maken
  6. zouden troebel maken
en verder
  1. ben troebel gemaakt
  2. bent troebel gemaakt
  3. is troebel gemaakt
  4. zijn troebel gemaakt
  5. zijn troebel gemaakt
  6. zijn troebel gemaakt
diversen
  1. maak troebel!
  2. maakt troebel!
  3. troebel gemaakt
  4. troebel makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for troebel maken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
fördunkla troebel maken; vertroebelen dimmen; verdonkeren; verduisteren; versomberen

Related Translations for troebel maken