Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. uitdiepen:


Dutch

Detailed Translations for uitdiepen from Dutch to Swedish

uitdiepen:

uitdiepen verbe (diep uit, diept uit, diepte uit, diepten uit, uitgediept)

  1. uitdiepen
    fördjupa
    • fördjupa verbe (fördjuper, fördjupte, fördjupt)

Conjugations for uitdiepen:

o.t.t.
  1. diep uit
  2. diept uit
  3. diept uit
  4. diepen uit
  5. diepen uit
  6. diepen uit
o.v.t.
  1. diepte uit
  2. diepte uit
  3. diepte uit
  4. diepten uit
  5. diepten uit
  6. diepten uit
v.t.t.
  1. heb uitgediept
  2. hebt uitgediept
  3. heeft uitgediept
  4. hebben uitgediept
  5. hebben uitgediept
  6. hebben uitgediept
v.v.t.
  1. had uitgediept
  2. had uitgediept
  3. had uitgediept
  4. hadden uitgediept
  5. hadden uitgediept
  6. hadden uitgediept
o.t.t.t.
  1. zal uitdiepen
  2. zult uitdiepen
  3. zal uitdiepen
  4. zullen uitdiepen
  5. zullen uitdiepen
  6. zullen uitdiepen
o.v.t.t.
  1. zou uitdiepen
  2. zou uitdiepen
  3. zou uitdiepen
  4. zouden uitdiepen
  5. zouden uitdiepen
  6. zouden uitdiepen
en verder
  1. ben uitgediept
  2. bent uitgediept
  3. is uitgediept
  4. zijn uitgediept
  5. zijn uitgediept
  6. zijn uitgediept
diversen
  1. diep uit!
  2. diept uit!
  3. uitgediept
  4. uitdiepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitdiepen [znw.] nom

  1. uitdiepen

Translation Matrix for uitdiepen:

NounRelated TranslationsOther Translations
fördjupa sig i uitdiepen
VerbRelated TranslationsOther Translations
fördjupa uitdiepen aanscherpen; intensiveren; toespitsen; verdiepen; verhevigen; versterken
fördjupa sig i binnen gaan; penetreren