Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. verschraald:
  2. verschralen:


Dutch

Detailed Translations for verschraald from Dutch to Swedish

verschraald:

verschraald adj

  1. verschraald

Translation Matrix for verschraald:

NounRelated TranslationsOther Translations
närvarande aanwezige
ModifierRelated TranslationsOther Translations
närvarande verschraald hedendaags; huidig; tegenwoordig; van nu; van vandaag

verschraald form of verschralen:

verschralen verbe (verschraal, verschraalt, verschraalde, verschraalden, verschraald)

  1. verschralen
    våga mera
    • våga mera verbe (vågar mera, vågade mera, vågat mera)

Conjugations for verschralen:

o.t.t.
  1. verschraal
  2. verschraalt
  3. verschraalt
  4. verschralen
  5. verschralen
  6. verschralen
o.v.t.
  1. verschraalde
  2. verschraalde
  3. verschraalde
  4. verschraalden
  5. verschraalden
  6. verschraalden
v.t.t.
  1. heb verschraald
  2. hebt verschraald
  3. heeft verschraald
  4. hebben verschraald
  5. hebben verschraald
  6. hebben verschraald
v.v.t.
  1. had verschraald
  2. had verschraald
  3. had verschraald
  4. hadden verschraald
  5. hadden verschraald
  6. hadden verschraald
o.t.t.t.
  1. zal verschralen
  2. zult verschralen
  3. zal verschralen
  4. zullen verschralen
  5. zullen verschralen
  6. zullen verschralen
o.v.t.t.
  1. zou verschralen
  2. zou verschralen
  3. zou verschralen
  4. zouden verschralen
  5. zouden verschralen
  6. zouden verschralen
diversen
  1. verschraal!
  2. verschraalt!
  3. verschraald
  4. verschralend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verschralen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
våga mera verschralen