Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. vooruitkijken:


Dutch

Detailed Translations for vooruitkijken from Dutch to Swedish

vooruitkijken:

vooruitkijken verbe (kijk vooruit, kijkt vooruit, keek vooruit, keken vooruit, vooruit gekeken)

  1. vooruitkijken (anticiperen; vooruitlopen op)
    antecipera
    • antecipera verbe (anteciperar, anteciperade, anteciperat)

Conjugations for vooruitkijken:

o.t.t.
  1. kijk vooruit
  2. kijkt vooruit
  3. kijkt vooruit
  4. kijken vooruit
  5. kijken vooruit
  6. kijken vooruit
o.v.t.
  1. keek vooruit
  2. keek vooruit
  3. keek vooruit
  4. keken vooruit
  5. keken vooruit
  6. keken vooruit
v.t.t.
  1. heb vooruit gekeken
  2. hebt vooruit gekeken
  3. heeft vooruit gekeken
  4. hebben vooruit gekeken
  5. hebben vooruit gekeken
  6. hebben vooruit gekeken
v.v.t.
  1. had vooruit gekeken
  2. had vooruit gekeken
  3. had vooruit gekeken
  4. hadden vooruit gekeken
  5. hadden vooruit gekeken
  6. hadden vooruit gekeken
o.t.t.t.
  1. zal vooruitkijken
  2. zult vooruitkijken
  3. zal vooruitkijken
  4. zullen vooruitkijken
  5. zullen vooruitkijken
  6. zullen vooruitkijken
o.v.t.t.
  1. zou vooruitkijken
  2. zou vooruitkijken
  3. zou vooruitkijken
  4. zouden vooruitkijken
  5. zouden vooruitkijken
  6. zouden vooruitkijken
diversen
  1. kijk vooruit!
  2. kijkt vooruit!
  3. vooruit gekeken
  4. vooruitkijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vooruitkijken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
antecipera anticiperen; vooruitkijken; vooruitlopen op