Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. weerkeren:


Dutch

Detailed Translations for weerkeren from Dutch to Swedish

weerkeren:

weerkeren verbe (keer weer, keert weer, keerde weer, keerden weer, weergekeerd)

  1. weerkeren (wederkeren)
    återvända; komma tillbaka
    • återvända verbe (återvänder, återvändde, återvänt)
    • komma tillbaka verbe (kommer tillbaka, komm tillbaka, kommit tillbaka)

Conjugations for weerkeren:

o.t.t.
  1. keer weer
  2. keert weer
  3. keert weer
  4. keren weer
  5. keren weer
  6. keren weer
o.v.t.
  1. keerde weer
  2. keerde weer
  3. keerde weer
  4. keerden weer
  5. keerden weer
  6. keerden weer
v.t.t.
  1. ben weergekeerd
  2. bent weergekeerd
  3. is weergekeerd
  4. zijn weergekeerd
  5. zijn weergekeerd
  6. zijn weergekeerd
v.v.t.
  1. was weergekeerd
  2. was weergekeerd
  3. was weergekeerd
  4. waren weergekeerd
  5. waren weergekeerd
  6. waren weergekeerd
o.t.t.t.
  1. zal weerkeren
  2. zult weerkeren
  3. zal weerkeren
  4. zullen weerkeren
  5. zullen weerkeren
  6. zullen weerkeren
o.v.t.t.
  1. zou weerkeren
  2. zou weerkeren
  3. zou weerkeren
  4. zouden weerkeren
  5. zouden weerkeren
  6. zouden weerkeren
diversen
  1. keer weer!
  2. keert weer!
  3. weergekeerd
  4. weerkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for weerkeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
komma tillbaka terugkomst
återvända terugkomst
VerbRelated TranslationsOther Translations
komma tillbaka wederkeren; weerkeren omkeren; retourneren; terugbrengen; teruggeven; terugkeren; terugkomen; terugzenden
återvända wederkeren; weerkeren keren; omkeren; terugbezorgen; teruggaan