Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. wegslijten:


Dutch

Detailed Translations for wegslijten from Dutch to Swedish

wegslijten:

wegslijten verbe

  1. wegslijten
    förbruka; utmatta; utslita
    • förbruka verbe (förbrukar, förbrukade, förbrukat)
    • utmatta verbe (utmattar, utmattade, utmattat)
    • utslita verbe (utslitar, utslitade, utslitat)

Translation Matrix for wegslijten:

NounRelated TranslationsOther Translations
utslita slijtlaag
VerbRelated TranslationsOther Translations
förbruka wegslijten bikken; bunkeren; consumeren; doorjagen; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; opmaken; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verbruiken; verdoen; verorberen; verspillen; vreten; zitten proppen
utmatta wegslijten moe worden; vermoeien
utslita wegslijten