Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. wegslinken:


Dutch

Detailed Translations for wegslinken from Dutch to Swedish

wegslinken:

wegslinken verbe (slink weg, slinkt weg, slonk weg, slonken weg, weggeslonken)

  1. wegslinken
    försvinna
    • försvinna verbe (försvinnar, försvinnade, försvinnat)

Conjugations for wegslinken:

o.t.t.
  1. slink weg
  2. slinkt weg
  3. slinkt weg
  4. slinken weg
  5. slinken weg
  6. slinken weg
o.v.t.
  1. slonk weg
  2. slonk weg
  3. slonk weg
  4. slonken weg
  5. slonken weg
  6. slonken weg
v.t.t.
  1. ben weggeslonken
  2. bent weggeslonken
  3. is weggeslonken
  4. zijn weggeslonken
  5. zijn weggeslonken
  6. zijn weggeslonken
v.v.t.
  1. was weggeslonken
  2. was weggeslonken
  3. was weggeslonken
  4. waren weggeslonken
  5. waren weggeslonken
  6. waren weggeslonken
o.t.t.t.
  1. zal wegslinken
  2. zult wegslinken
  3. zal wegslinken
  4. zullen wegslinken
  5. zullen wegslinken
  6. zullen wegslinken
o.v.t.t.
  1. zou wegslinken
  2. zou wegslinken
  3. zou wegslinken
  4. zouden wegslinken
  5. zouden wegslinken
  6. zouden wegslinken
diversen
  1. slink weg!
  2. slinkt weg!
  3. weggeslonken
  4. wegslinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegslinken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
försvinna wegslinken bekijken; dood kunnen vallen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; inrukken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; verdwijnen; vervluchtigen; zoekraken