Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. werkzaam zijn:


Dutch

Detailed Translations for werkzaam zijn from Dutch to Swedish

werkzaam zijn:

werkzaam zijn verbe (ben werkzaam, bent werkzaam, is werkzaam, was werkzaam, waren werkzaam, werkzaam geweest)

  1. werkzaam zijn (uit werken gaan)
    städa; arbeta som städhjälp
    • städa verbe (städar, städade, städat)
    • arbeta som städhjälp verbe (arbetar som städhjälp, arbetade som städhjälp, arbetat som städhjälp)

Conjugations for werkzaam zijn:

o.t.t.
  1. ben werkzaam
  2. bent werkzaam
  3. is werkzaam
  4. zijn werkzaam
  5. zijn werkzaam
  6. zijn werkzaam
o.v.t.
  1. was werkzaam
  2. was werkzaam
  3. was werkzaam
  4. waren werkzaam
  5. waren werkzaam
  6. waren werkzaam
v.t.t.
  1. ben werkzaam geweest
  2. bent werkzaam geweest
  3. is werkzaam geweest
  4. zijn werkzaam geweest
  5. zijn werkzaam geweest
  6. zijn werkzaam geweest
v.v.t.
  1. was werkzaam geweest
  2. was werkzaam geweest
  3. was werkzaam geweest
  4. waren werkzaam geweest
  5. waren werkzaam geweest
  6. waren werkzaam geweest
o.t.t.t.
  1. zal werkzaam zijn
  2. zult werkzaam zijn
  3. zal werkzaam zijn
  4. zullen werkzaam zijn
  5. zullen werkzaam zijn
  6. zullen werkzaam zijn
o.v.t.t.
  1. zou werkzaam zijn
  2. zou werkzaam zijn
  3. zou werkzaam zijn
  4. zouden werkzaam zijn
  5. zouden werkzaam zijn
  6. zouden werkzaam zijn
diversen
  1. wees werkzaam!
  2. zijt werkzaam!
  3. werkzaam geweest
  4. werkzaam zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for werkzaam zijn:

VerbRelated TranslationsOther Translations
arbeta som städhjälp uit werken gaan; werkzaam zijn
städa uit werken gaan; werkzaam zijn

Related Translations for werkzaam zijn