Dutch
Detailed Translations for aanschieten from Dutch to English
aanschieten:
-
aanschieten
Conjugations for aanschieten:
o.t.t.
- schiet aan
- schiet aan
- schiet aan
- schieten aan
- schieten aan
- schieten aan
o.v.t.
- schoot aan
- schoot aan
- schoot aan
- schoten aan
- schoten aan
- schoten aan
v.t.t.
- heb aangeschoten
- hebt aangeschoten
- heeft aangeschoten
- hebben aangeschoten
- hebben aangeschoten
- hebben aangeschoten
v.v.t.
- had aangeschoten
- had aangeschoten
- had aangeschoten
- hadden aangeschoten
- hadden aangeschoten
- hadden aangeschoten
o.t.t.t.
- zal aanschieten
- zult aanschieten
- zal aanschieten
- zullen aanschieten
- zullen aanschieten
- zullen aanschieten
o.v.t.t.
- zou aanschieten
- zou aanschieten
- zou aanschieten
- zouden aanschieten
- zouden aanschieten
- zouden aanschieten
diversen
- schiet aan!
- schiet aan!
- aangeschoten
- aanschietende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanschieten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
slip on | aanschieten |