Summary


Dutch

Detailed Translations for af from Dutch to English

af:

af adv

  1. af (voltooid; over; klaar; )
  2. af (volbracht; gedaan; gereed; klaar; beëindigd)
  3. af (naar beneden)
    down; downwardly
    – spatially or metaphorically from a higher to a lower level or position 1
    • down adv
      • don't fall down1
      • rode the lift up and skied down1
  4. af (voltooid; klaar; beëindigd; )

Translation Matrix for af:

NounRelated TranslationsOther Translations
down dons; kapok; nesthaar
VerbRelated TranslationsOther Translations
clear afdekken; afruimen; banen; bevrijden; dechargeren; emanciperen; inklaren; klaren; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; onschuldig verklaren; opruimen; reinigen; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; uithalen; uitmesten; uitruimen; uitschakelen; uitverkopen; verlossen; verrekenen; vrijmaken; vrijpleiten; vrijspraak bepleiten; vrijspreken; vrijvechten; wissen; zuiveren
complete afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; compleet maken; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; perfectioneren; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien
down onderuithalen; tekkelen
finished ten einde zijn
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
accomplished af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij
complete af; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij afgerond; algeheel; allemaal; alles; compleet; gecompleteerd; helemaal; kompleet; plenair; totaal; volkomen; volledig; volslagen; voltallig
completed af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij afgerond; gecompleteerd; uitgevoerd; verricht; voleindigd
concluded af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij
done af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht afgehandeld; afgemat; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; doorgekookt; duidelijk; flagrant; gaar; gedaan; gereed; hondsmoe; op; overduidelijk; zo klaar als een klontje; zonneklaar
evident af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij apert; duidelijk; flagrant; overduidelijk; zo klaar als een klontje; zonneklaar
finished af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij aan stukken; afgemat; defect; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; doorgekookt; gaar; gebroken; gedaan; gereed; hondsmoe; in stukken; kapot; onklaar; op; stuk
prepared af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij bedacht; gereed; gewapend; klaar; paraat; voorbereid
ready af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij bereidvaardig; bereidwillig; doorgekookt; gaar; gedaan; gedwee; gereed; gewillig; inschikkelijk; klaar; meegaand; paraat; soepel; toegeeflijk; toegevend; welwillend
- klaar
AdverbRelated TranslationsOther Translations
down af; naar beneden naar beneden; neer; omlaag; onderuit; van onderen
downwardly af; naar beneden benedenwaarts; naar beneden
OtherRelated TranslationsOther Translations
done akkoord; oké
ModifierRelated TranslationsOther Translations
achieved af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij
clear af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij aanschouwelijk; begrijpelijk; bevattelijk; blank; bleek; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; direct; doorschijnend; doorzichtig; duidelijk; duidelijk klinkend; fideel; flagrant; fleurig; geestig; helder; helderklinkend; herkenbaar; inzichtelijk; jolig; klaar; klaar als een klontje; klare; kleurig; kleurloos; kwiek; levendig; loos; lustig; monter; onbewolkt; ongekleurd; onmiskenbaar; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; transparant; uitgelaten; verhelderend; verstaanbaar; vrij; vrolijk; wakker; welgemoed; zo klaar als een klontje; zonder taak; zonneklaar; zonnig
down beneden; omver
off af; beëindigd; gedaan; gereed; klaar; volbracht eraf; ernaast; ervandoor; ervantussen; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; uit; vanaf deze plaats; verkeerd; weg
out af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij daaruit; er op uit; er uit; ertussenuit; eruit; op stap; uit; van; vanaf deze plaats; vanaf nu; vanuit; weg
over af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij boven; bovenop; doorgekookt; erboven; gaar; gedaan; gepasseerd; gereed; omver; over; overheen; voorbij
ready for use af; afgedaan; afgelopen; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; voltooid; voorbij gebruiksklaar; gereed; klaar; operationeel; paraat

Synonyms for "af":


Related Definitions for "af":

  1. ergens vandaan2
    • hij loopt de trap af2
  2. er hoeft niets meer aan gedaan te worden2
    • de trui is af2

Wiktionary Translations for af:

af
adjective
  1. tweeletterwoord|nld klaar, gereed
af
en-prep
  1. from one end to another
adverb
  1. into a state of non-operation

Cross Translation:
FromToVia
af finished; ready prêt — Qui est en état de faire, de dire, de recevoir, etc... (Sens général).

External Machine Translations:

Related Translations for af