Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. blootgelegd:
  2. blootleggen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for blootgelegd from Dutch to English

blootgelegd:

blootgelegd adj

  1. blootgelegd

Translation Matrix for blootgelegd:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
bared blootgelegd
stripped blootgelegd kaal; kale

Related Words for "blootgelegd":

  • blootgelegde

blootleggen:

blootleggen verbe (leg bloot, legt bloot, legde bloot, legden bloot, blootgelegd)

  1. blootleggen
    to expose; to uncover; lay bare
    • expose verbe (exposes, exposed, exposing)
    • uncover verbe (uncovers, uncovered, uncovering)
    • lay bare verbe
  2. blootleggen (ontmaskeren; onthullen)
    to expose; to unmask
    • expose verbe (exposes, exposed, exposing)
    • unmask verbe (unmasks, unmasked, unmasking)

Conjugations for blootleggen:

o.t.t.
  1. leg bloot
  2. legt bloot
  3. legt bloot
  4. leggen bloot
  5. leggen bloot
  6. leggen bloot
o.v.t.
  1. legde bloot
  2. legde bloot
  3. legde bloot
  4. legden bloot
  5. legden bloot
  6. legden bloot
v.t.t.
  1. heb blootgelegd
  2. hebt blootgelegd
  3. heeft blootgelegd
  4. hebben blootgelegd
  5. hebben blootgelegd
  6. hebben blootgelegd
v.v.t.
  1. had blootgelegd
  2. had blootgelegd
  3. had blootgelegd
  4. hadden blootgelegd
  5. hadden blootgelegd
  6. hadden blootgelegd
o.t.t.t.
  1. zal blootleggen
  2. zult blootleggen
  3. zal blootleggen
  4. zullen blootleggen
  5. zullen blootleggen
  6. zullen blootleggen
o.v.t.t.
  1. zou blootleggen
  2. zou blootleggen
  3. zou blootleggen
  4. zouden blootleggen
  5. zouden blootleggen
  6. zouden blootleggen
en verder
  1. ben blootgelegd
  2. bent blootgelegd
  3. is blootgelegd
  4. zijn blootgelegd
  5. zijn blootgelegd
  6. zijn blootgelegd
diversen
  1. leg bloot!
  2. legt bloot!
  3. blootgelegd
  4. blootleggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for blootleggen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
expose blootleggen; onthullen; ontmaskeren aanschouwelijk maken; beschikbaar maken; bloot stellen aan; demonstreren; graven; ontluiken; opbloeien; opdelven; opgraven; scheppen; veraanschouwelijken; zich ontsluiten
lay bare blootleggen
uncover blootleggen bloot leggen; ontbloten; openbreken; openen; openleggen; openstellen; toegankelijk maken; vrijgeven
unmask blootleggen; onthullen; ontmaskeren

Wiktionary Translations for blootleggen:

blootleggen
verb
  1. reveal
  2. to uncover, make visible, bring to daylight, introduce to
  3. expose something previously covered