Dutch

Detailed Translations for bultje from Dutch to English

bultje:

bultje [het ~] nom

  1. het bultje (puistje; steenpuist; pukkel; bobbeltje)
    the blotch; the pimple; the zit

Translation Matrix for bultje:

NounRelated TranslationsOther Translations
blotch bobbeltje; bultje; puistje; pukkel; steenpuist
pimple bobbeltje; bultje; puistje; pukkel; steenpuist puist; pukkel
zit bobbeltje; bultje; puistje; pukkel; steenpuist

Related Words for "bultje":


bul:

bul [de ~ (m)] nom

  1. de bul (universiteitsdiploma)

Translation Matrix for bul:

NounRelated TranslationsOther Translations
certificate bul; universiteitsdiploma acte; akte; attest; beveiligingscertificaat; bewijs; bewijsstuk; brevet; briefje; certificaat; charter; digitaal certificaat; diploma; getuigschrift; licentie; oorkonde; referentie
certificate of qualification bul; universiteitsdiploma certificaat; charter; diploma; oorkonde
diploma bul; universiteitsdiploma certificaat; charter; diploma; oorkonde

Related Words for "bul":


Wiktionary Translations for bul:

bul
noun
  1. mannelijk rund en het mannetje van sommige andere zoogdieren en zeezoogdieren
  2. oorkonde bij het behalen van een academische graad
  3. pauselijke oorkonde
bul
noun
  1. document
  2. diploma (only specific material-related terms, not mere synonyms of diploma)

Cross Translation:
FromToVia
bul bubble; zero; blister; bull bulle — Petite quantité d’air qui s’élever à la surface des liquides, en particulier lors de l’ébullition ou de la fermentation.
bul diploma; certificate; degree diplômecharte, titre, acte émaner de princes ou de seigneurs, et relatif à des privilèges, à des fondations, etc.
bul bull taureau — éleva|fr mâle reproducteur de l’espèce bovine dont la femelle est la vache.