Summary
Dutch
Detailed Translations for fair from Dutch to English
fair:
Translation Matrix for fair:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fair | kermis; kermisterrein | |
right | gelijk; gerechtigheid; recht | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
sporting | eerlijk; fair | |
Adverb | Related Translations | Other Translations |
right | rechtsaf; rechtsom | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
fair | eerlijk; fair | behoorlijke; betrekkelijk; billijk; blond; deugdzaam; eerlijk; eerzaam; fideel; geschikt; goudblond; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; redelijk; redelijke; relatief; rondborstig; ronduit; schappelijk; tamelijke; trouwhartig; vrij; vrijelijk; vrijuit; zedig |
right | eerlijk; fair | akkoord; correct; gepast; geschikt; geëigend; goed; in orde; juist; juiste; kloppend; mee eens; passend; precies; rechts; uitgerekend; waar; zoëven |