Dutch
Detailed Translations for fourneren from Dutch to English
fourneren:
-
fourneren
Conjugations for fourneren:
o.t.t.
- fourneer
- fourneert
- fourneert
- fourneren
- fourneren
- fourneren
o.v.t.
- fourneerde
- fourneerde
- fourneerde
- fourneerden
- fourneerden
- fourneerden
v.t.t.
- heb gefourneerd
- hebt gefourneerd
- heeft gefourneerd
- hebben gefourneerd
- hebben gefourneerd
- hebben gefourneerd
v.v.t.
- had gefourneerd
- had gefourneerd
- had gefourneerd
- hadden gefourneerd
- hadden gefourneerd
- hadden gefourneerd
o.t.t.t.
- zal fourneren
- zult fourneren
- zal fourneren
- zullen fourneren
- zullen fourneren
- zullen fourneren
o.v.t.t.
- zou fourneren
- zou fourneren
- zou fourneren
- zouden fourneren
- zouden fourneren
- zouden fourneren
en verder
- is gefourneerd
- zijn gefourneerd
diversen
- fourneer!
- fourneert!
- gefourneerd
- fourenerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for fourneren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
furnish | fourneren | aanleveren; afleveren; bekleden; bestellen; bezorgen; brengen; inrichten; leveren; meubileren; optooien; overhandigen; overtrekken; rondbrengen; stofferen; thuisbezorgen; toeleveren; van bekleding voorzien; verschaffen; verstrekken; zich uitdossen; zich uitmonsteren |
provide | fourneren | aanleveren; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; geven; leveren; overhandigen; rondbrengen; schenken; thuisbezorgen; toeleveren; verlenen; verschaffen; verstrekken |