Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. gepresenteerd:
  2. presenteren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gepresenteerd from Dutch to English

gepresenteerd:

gepresenteerd adj

  1. gepresenteerd

Translation Matrix for gepresenteerd:

NounRelated TranslationsOther Translations
presented aangemelde
ModifierRelated TranslationsOther Translations
presented gepresenteerd

presenteren:

presenteren verbe (presenteer, presenteert, presenteerde, presenteerden, gepresenteerd)

  1. presenteren (laten zien; tonen; vertonen)
    to present; to show; to offer
    • present verbe (presents, presented, presenting)
    • show verbe (shows, showed, showing)
    • offer verbe (offers, offered, offering)
  2. presenteren (tonen; voorleggen; laten zien; offreren; aanbieden)
    to display
    • display verbe (displaies, displayed, displaying)
  3. presenteren (offreren; aanbieden)
    to offer; to proffer
    • offer verbe (offers, offered, offering)
    • proffer verbe (proffers, proffered, proffering)

Conjugations for presenteren:

o.t.t.
  1. presenteer
  2. presenteert
  3. presenteert
  4. presenteren
  5. presenteren
  6. presenteren
o.v.t.
  1. presenteerde
  2. presenteerde
  3. presenteerde
  4. presenteerden
  5. presenteerden
  6. presenteerden
v.t.t.
  1. heb gepresenteerd
  2. hebt gepresenteerd
  3. heeft gepresenteerd
  4. hebben gepresenteerd
  5. hebben gepresenteerd
  6. hebben gepresenteerd
v.v.t.
  1. had gepresenteerd
  2. had gepresenteerd
  3. had gepresenteerd
  4. hadden gepresenteerd
  5. hadden gepresenteerd
  6. hadden gepresenteerd
o.t.t.t.
  1. zal presenteren
  2. zult presenteren
  3. zal presenteren
  4. zullen presenteren
  5. zullen presenteren
  6. zullen presenteren
o.v.t.t.
  1. zou presenteren
  2. zou presenteren
  3. zou presenteren
  4. zouden presenteren
  5. zouden presenteren
  6. zouden presenteren
en verder
  1. ben gepresenteerd
  2. bent gepresenteerd
  3. is gepresenteerd
  4. zijn gepresenteerd
  5. zijn gepresenteerd
  6. zijn gepresenteerd
diversen
  1. presenteer!
  2. presenteert!
  3. gepresenteerd
  4. presenterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for presenteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
display beeldscherm; bekendmaking; etalering; monitor; uitstalling
offer aanbieding; aanbod; bod; koopje; motie; offerte; overhandiging; prijsopgave; propositie; voorstel; voorstel doen
present aardigheid; aardigheidje; cadeau; geschenk; kado; o.t.t.; onvoltooid tegenwoordige tijd; present; presentje
show demonstratie; expositie; happening; laten zien; opvoering; parade; performance; show; staatsie; tentoonstelling; toneelavond; uiterlijk vertoon; uitstalling; vertoning; voorstelling
VerbRelated TranslationsOther Translations
display aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen etaleren; exposeren; openbaren; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen; voor ogen brengen; zich uiten
offer aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; vertonen aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; beloven; bieden; cadeau doen; cadeau geven; geven; indienen; overgeven; overhandigen; schenken; toesteken; toezeggen; uitloven
present laten zien; presenteren; tonen; vertonen aanbevelen; aanbieden; aanraden; bedelen; begiftigen; beschenken; exposeren; iemand recommanderen; indienen; naar voren brengen; nomineren; opgevoerd worden; opperen; poneren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen; voordragen
proffer aanbieden; offreren; presenteren
show laten zien; presenteren; tonen; vertonen aanduiden; aangeven; attenderen; etaleren; exposeren; getuigen van; iets aanwijzen; indiceren; laten blijken; laten zien; openbaren; te voorschijn halen; tentoonstellen; tevoorschijn brengen; tevoorschijn halen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; uitstallen; vertonen; voor de dag halen; voordedaghalen; wijzen; wijzen naar; zich uiten
- aanbieden
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
present aanwezig; eigentijds; hedendaags; huidig; modern; momenteel; present!; tegenwoordig; tijdseigen; van nu; van vandaag

Synonyms for "presenteren":


Related Definitions for "presenteren":

  1. laten weten dat hij iets kan krijgen1
    • mag ik u een sigaret presenteren?1
  2. het inleiden of leiden van een programma1
    • het journaal wordt gepresenteerd door Harmen Siezen1

Wiktionary Translations for presenteren:

presenteren
verb
  1. op een goed voorbereide wijze aanbieden aan anderen
presenteren
verb
  1. place at disposal
  2. propose
  3. bring into the presence of

Cross Translation:
FromToVia
presenteren → offer one's services empfehlen — (reflexiv) sich beziehungsweise seine Dienste für einen bestimmten Zweck zur Verfügung stellen; in Betracht kommen
presenteren offer; introduce; present; perform; play; reenact; render; depict; represent; constitute; bid; make an offer; tender; offer up; sacrifice; donate; give; grant offrirprésenter quelque chose à quelqu’un, souhaiter qu’il l’accepter.
presenteren introduce; present; offer; perform; play; reenact; render; depict; represent; constitute présenter — Traductions à trier suivant le sens