Dutch

Detailed Translations for heel from Dutch to English

heel:

heel adj

  1. heel (intact; gaaf)
  2. heel (hele)
    whole
    – including all components without exception; being one unit or constituting the full amount or extent or duration; complete 1
    • whole adj
      • gave his whole attention1
      • a whole wardrobe for the tropics1
      • the whole hog1
      • a whole week1
      • the baby cried the whole trip home1
      • a whole loaf of bread1
    entire
    – constituting the full quantity or extent; complete 1
    • entire adj
      • an entire town devastated by an earthquake1

Translation Matrix for heel:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
entire heel; hele algeheel; compleet; kompleet; volkomen; volledig; volslagen
intact gaaf; heel; intact
undamaged gaaf; heel; intact gaaf; onaangetast; onbeschadigd; puntgaaf; schadeloos
unimpaired gaaf; heel; intact koel; koud; onaangedaan; onaangetast; onberoerd; onbeschadigd; onbewogen; onverzwakt
- compleet; geheel; vol; volledig
AdverbRelated TranslationsOther Translations
- helemaal
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
- totaal
ModifierRelated TranslationsOther Translations
whole heel; hele gaaf; gehele; onaangetast; puntgaaf

Related Words for "heel":

  • heelheid

Synonyms for "heel":


Antonyms for "heel":


Related Definitions for "heel":

  1. erg, zeer2
    • daar ben ik heel blij mee2
  2. zonder dat er iets ontbreekt2
    • deze puzzel is nog heel2
  3. niet gebroken, gebarsten of gescheurd2
    • alle kopjes zijn stuk, maar die ene is nog heel2

Wiktionary Translations for heel:

heel
adjective
  1. niet stuk
adverb
  1. in hoge mate
heel
adjective
  1. very, much
  2. entire
en-det
  1. throughout the whole of (a stated period of time)
adverb
  1. to a high degree
  2. very

Cross Translation:
FromToVia
heel very sehrSteigerung eines Adjektivs oder Adverbs ohne Vergleich: in hohem Maße, besonders
heel much sehrSteigerung eines Verbs
heel entire; overall; whole; full; integral; integer; global; outright; stark; thorough; complete; plenary entier — Qui a toutes ses parties, ou que l’on considérer dans toute son étendue.
heel entirely; wholly; absolutely; altogether; utterly; all; completely; fully; thoroughly; through; from A to Z; at all; quite entièrement — D'une manière entière.

heel form of helen:

helen verbe (heel, heelt, heelde, heelden, geheeld)

  1. helen (gezond worden; genezen; beteren)
    to recover; regain one's health
    get well
    – improve in health 1
    to cure
    – provide a cure for, make healthy again 1
    • cure verbe (cures, cured, curing)
      • The treatment cured the boy's acne1
  2. helen (genezen van ziekte)
    to get well again
    • get well again verbe (gets well again, got well again, getting well again)
  3. helen (gestolen goed verkopen)

Conjugations for helen:

o.t.t.
  1. heel
  2. heelt
  3. heelt
  4. helen
  5. helen
  6. helen
o.v.t.
  1. heelde
  2. heelde
  3. heelde
  4. heelden
  5. heelden
  6. heelden
v.t.t.
  1. heb geheeld
  2. hebt geheeld
  3. heeft geheeld
  4. hebben geheeld
  5. hebben geheeld
  6. hebben geheeld
v.v.t.
  1. had geheeld
  2. had geheeld
  3. had geheeld
  4. hadden geheeld
  5. hadden geheeld
  6. hadden geheeld
o.t.t.t.
  1. zal helen
  2. zult helen
  3. zal helen
  4. zullen helen
  5. zullen helen
  6. zullen helen
o.v.t.t.
  1. zou helen
  2. zou helen
  3. zou helen
  4. zouden helen
  5. zouden helen
  6. zouden helen
en verder
  1. ben geheeld
  2. bent geheeld
  3. is geheeld
  4. zijn geheeld
  5. zijn geheeld
  6. zijn geheeld
diversen
  1. heel!
  2. heelt!
  3. geheeld
  4. helend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for helen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cure geneeskundige methode; geneeswijze
VerbRelated TranslationsOther Translations
cure beteren; genezen; gezond worden; helen cureren; genezen; gezond maken; kaken; uitsnijden; verduurzamen; vis kaken
get well beteren; genezen; gezond worden; helen
get well again genezen van ziekte; helen
recover beteren; genezen; gezond worden; helen activeren; bekomen; herstellen; herwinnen; opleven; opwekken; reanimeren; terugwinnen; tot leven wekken; verlevendigen; zich hervinden
regain one's health beteren; genezen; gezond worden; helen
sell and receive stolen goods gestolen goed verkopen; helen
- genezen
PhraseRelated TranslationsOther Translations
get well beterschap

Related Words for "helen":


Synonyms for "helen":


Related Definitions for "helen":

  1. weer beter, gezond maken/worden2
    • de wond is inmiddels geheeld2
  2. iets kopen waarvan je weet dat het gestolen is2
    • het kopen van die gestolen fiets is een vorm van helen2

Wiktionary Translations for helen:

helen
verb
  1. gezond worden
helen
verb
  1. -
  2. make better

Cross Translation:
FromToVia
helen conceal verhehlenfast ausschließlich i. d. Negativierung mit ‚nicht’ gebraucht: etwas („nicht“) im Ungewissen lassen
helen recover; heal; care for; cure; treat; remedy guérirdélivrer d’un mal physique.
helen recover; heal; care for; cure; treat; remedy guérir — Se délivrer d’un mal physique.
helen recover; heal; reclaim; recoup; regain recouvrerretrouver, rentrer en possession ; acquérir de nouveau une chose qu’on perdre.

Related Translations for heel