Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. inhouwen:


Dutch

Detailed Translations for inhouwen from Dutch to English

inhouwen:

inhouwen verbe (houw in, houwt in, houwde in, houwden in, ingehouwd)

  1. inhouwen (inhakken)
    hew in; to carve; to cut in
    • hew in verbe
    • carve verbe (carves, carved, carving)
    • cut in verbe (cuts in, cut in, cutting in)

Conjugations for inhouwen:

o.t.t.
  1. houw in
  2. houwt in
  3. houwt in
  4. houwen in
  5. houwen in
  6. houwen in
o.v.t.
  1. houwde in
  2. houwde in
  3. houwde in
  4. houwden in
  5. houwden in
  6. houwden in
v.t.t.
  1. heb ingehouwd
  2. hebt ingehouwd
  3. heeft ingehouwd
  4. hebben ingehouwd
  5. hebben ingehouwd
  6. hebben ingehouwd
v.v.t.
  1. had ingehouwd
  2. had ingehouwd
  3. had ingehouwd
  4. hadden ingehouwd
  5. hadden ingehouwd
  6. hadden ingehouwd
o.t.t.t.
  1. zal inhouwen
  2. zult inhouwen
  3. zal inhouwen
  4. zullen inhouwen
  5. zullen inhouwen
  6. zullen inhouwen
o.v.t.t.
  1. zou inhouwen
  2. zou inhouwen
  3. zou inhouwen
  4. zouden inhouwen
  5. zouden inhouwen
  6. zouden inhouwen
en verder
  1. is ingehouwd
diversen
  1. houw in!
  2. houwt in!
  3. ingehouwd
  4. inhouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inhouwen:

NounRelated TranslationsOther Translations
carve kerven
VerbRelated TranslationsOther Translations
carve inhakken; inhouwen beeldhouwen; houtsnijden; in hout schrijven; kerven; snijwerk maken; voorsnijden
cut in inhakken; inhouwen
hew in inhakken; inhouwen